Willem van Zeggelen

Willem J. van Zeggelen was een Haagse schrijver en drukker die vooral bekend werd om zijn komische verhalende gedichten in gewone spreektaal.

Willem werkte als leerjongen op een drukkerij in Den Haag en trouwde met mejuffrouw d’Albani, de dochter van de eigenaar, waardoor hij later mede-eigenaar werd van het bedrijf.

Het huwelijk duurde echter kort, want al binnen vijf jaar overleed Willems vrouw. Hij plaatste deze rouwadvertentie in de krant. ‘Heden overleed, tot mijne diepe droefheid, mijne hartelijk geliefde Echtgenoot Glaudiana Jacoba Maria Giunta d’Albani, na een hevig doch kortstondig ziekbed van slechts weinige dagen.’

Van Zeggelen bleef met twee jonge kinderen achter op de 1e Wagenstraat S74.

Het noodlot bleef Van Zeggelen achtervolgen. Hij verloor nog een dochtertje, en vervolgens binnen korte tijd zijn tweede vrouw en drie volwassen kinderen.

Gewone man

In zijn vrije tijd schreef hij gedichten die populair waren bij de gewone man vanwege hun humor en eenvoudige taalgebruik, en dat in een tijd waarin veel literatuur nog in een formele stijl werd geschreven.

Zijn bekendste werk was ‘Pieter Spa’s reis naar Londen’, een humoristisch verslag in rijm van een reis naar het kroningsfeest van koningin Victoria, dat meerdere herdrukken beleefde.

Pieter Spa

De gewone man, Pieter Spa, besluit naar Londen te reizen, maar zijn kousenstoppende vrouw waarschuwt hem dat hij nog nooit verder dan Amsterdam is gereisd en geen andere taal dan het Nederlands spreekt. Desondanks stapt Pieter op een dure stoomboot naar Londen, maar belandt per ongeluk in Duinkerken.

Na enige tegenslagen komt hij uiteindelijk toch in Londen aan, waar hij een plek op een overvolle tribune vindt om koningin Victoria te zien. Helaas verloopt alles niet zoals gepland en Pieter keert uiteindelijk terug naar huis om zijn vrouw over zijn mislukte avontuur te vertellen.

Kritiek

Willem Van Zeggelen was zo vriendelijk en goedgeluimd dat hij geen vijanden had. De beruchte criticus Conrad Busken Huet had hier echter geen boodschap aan.

Van Zeggelen vertaalde bijvoorbeeld het toneelstuk De Menschenhater (le Misanthrope) van Molière naar het Nederlands.
Huet bekritiseerde Van Zeggelens taalgebruik en rijm en stelde dat zijn kunst inferieur was aan die van Molière. ‘opdat twee honderd jaren na uw dood Van Zeggelen zich met u meten, hij jijënd en jouënd uwe godetaal in kreupelrijm vertolken, en voor zijne nederlandsche wanspraak een uitgever vinden zou!’

Helaas, Molière’s edellieden zijn bij den heer Van Zeggelen winkelbedienden geworden, Molière’s jonkvrouwen kameniers

– Conrad Busken Huet –

Standsverschil

De boekdrukker Van Zeggelen behoorde tot de arbeidende klassen en had daarom geen toegang tot de literaire en sociale clubs die doorgaans door de hogere standen bezocht werden. Willem wilde daarom zijn eigen clubs oprichten.

O.K.K.

De oprichting van het letterkundig genootschap ‘Oefening Kweekt Kennis’ (O.K.K.) door Van Zeggelen vond plaats op 28 februari 1834 en kwam voort uit informele bijeenkomsten in de woning van de boekhandelaar en uitgever Van Stockum.

In O.K.K. werden spreekbeurten gehouden door prominente schrijvers en dichters, waaronder Cremer, Beets, Snieders en Ten Kate, die het publiek betoverden met hun improvisatie in versvorm. Door een snel groeiend ledenaantal ontstond behoefte aan meer ruimte, en het genootschap verhuisde naar verschillende locaties, waaronder de Koninklijke Muziekschool en later het Hotel Het Keizershof op het Buitenhof.

Eenvoudige, vloeiende, opgeruimde verzen, zoo vol luim en scherts en zonder eene enkele hatelijkheid op wien of wat ook

– Schrijver Gerard Keller –

In 1838 werd besloten om ook dames toegang te geven tot de leesvergaderingen, waarna het genootschap in Diligentia op het Lange Voorhout om de veertien dagen bijeenkwam. Van Zeggelen was zeer actief bij deze club en werd gewaardeerd als spreker en voorzitter van de vereniging.

De vroege ledenlijst leest als het stratenplan van Laakkwartier. Met Haagse schrijvers als J. ten Brink (Jan ten Brinkstraat), R. Bakhuizen van den Brink (geen straatnaam vanwege de verwarring met de Jan ten Brinkstraat), P. Boele van Hensbroek (Boele van Hensbroekstraat), C. Vosmaer (Vosmaerstraat), J. Alberdingk Thijm (Alberdink Thijmstraat) W. Jonckbloet (Jonckbloetplein) en W. van Zeggelen (Van Zeggelenlaan). Daarnaast A. Bosboom-Toussaint (Toussaintkade), J. van Lennep (Van Lennepweg) en L. Couperus (Couperusplein).

De literatuurcriticus Busken Huet vond ook dit maar niets en vertaalde O.K.K. naar ‘Oefening kweekt kennissen’ omdat het volgens Huet alleen fungeerde als huwelijksbureau voor jongelieden uit de betere stand.

De Vereeniging

Sociëteit De Vereeniging in de Kazernestraat werd in 1851 mede opgericht door Willem Van Zeggelen. De club bood een minder exclusieve en gemoedelijker sfeer dan andere sociëteiten zoals ‘De Witte’. De Vereeniging verwelkomde ambtenaren, onderofficieren, oud-Indiëgasten en zelfs vrouwen werden toegelaten tot de festiviteiten.

Bij de feestelijke opening van de kegelbaan schreef Willem een passend rijm:

  • Ons oog waart langs den witte wand
  • Met zichtbaar welgevallen;
  • Reeds tast des keeglaars vaste hand,
  • Begeerig naar de ballen.

Sociëteit De Vereeniging bestaat nog steeds en zit nog steeds in de Kazernestraat.

Tooneelverbond

Tijdens de jaarvergadering in Den Haag in het najaar van 1873, richtten acht Haagse leden van het Tooneelverbond, waaronder Van Zeggelen, een lokale afdeling op. Van Zeggelen had bestuurservaring. Hij was immers de oprichter en bestuurder van zowel een literaire vereniging als een sociale vereniging.

Toen er echter gestemd werd over wie de bestuurders moesten worden, werden zeven van de initiatiefnemers gekozen. Maar Van Zeggelen niet. In zijn plaats kwam een adjudant van Prins Frederik. Door zijn afkomst had Willem van Zeggelen te weinig invloed in het old boys-circuit en was het beter als hij op de achtergrond bleef.

Dood

Na het overlijden van Van Zeggelen op de Hofplaats op 16 februari 1879 schreef A. Ising (van de Isingstraat) een eerbetoon aan hem, waarin hij benadrukte dat Van Zeggelen zeer geliefd en gerespecteerd was, zowel in de nijverheid als in de letterkunde. Hij was betrokken bij talloze commissies in Den Haag en werd vaak gevraagd om zijn expertise. Zijn gezondheid had lang geleden onder een borstaandoening, maar zijn dood was gelukkig niet gepaard gegaan met veel lijden.

Graf

Op het graf van Van Zeggelen, gelegen in Oud Eik en Duinen (grafnummer KD 285), staat een neoclassicistisch monument met een plaquette waarop een lofzang is aangebracht. Deze lofzang benadrukt dat Van Zeggelen voor het volk schreef en bijdroeg aan de bevordering van nijverheid. ‘Voor het volk dichtte hij/ de nijverheid hielp hij bevorderen/ vijanden had hij niet/ zijn vrienden herdachten hem.’

Het monument wordt verfraaid met een bronzen lauwerkrans met strik, terwijl bronzen eierlijsten, bladmotieven en rankwerk de kroonlijst sieren.

Straat

Op 14 mei 1928 werd de straatnaam Van Zeggelenstraat vastgesteld. Deze werd in juni alweer aangepast naar Van Zeggelenlaan: ‘met het oog op haar karakter en toekomstige afmetingen’. De zevenhonderd meter lange laan loopt vanaf de Laakkade naar de Sinjeur Semeijnsweg.

Op 14 mei 1928 werd de straatnaam Pieter Spastraat vastgesteld. Deze straat loopt vanaf de Schoolmeesterstraat naar de Van Zeggelenlaan.

Willem werkte als leerjongen op een drukkerij in Den Haag en trouwde met mejuffrouw d’Albani, de dochter van de eigenaar, waardoor hij later mede-eigenaar werd van het bedrijf.

Het huwelijk duurde echter kort, want al binnen vijf jaar overleed Willems vrouw. Hij plaatste deze rouwadvertentie in de krant. ‘Heden overleed, tot mijne diepe droefheid, mijne hartelijk geliefde Echtgenoot Glaudiana Jacoba Maria Giunta d’Albani, na een hevig doch kortstondig ziekbed van slechts weinige dagen.’

Van Zeggelen bleef met twee jonge kinderen achter op de 1e Wagenstraat S74.

Het noodlot bleef Van Zeggelen achtervolgen. Hij verloor nog een dochtertje, en vervolgens binnen korte tijd zijn tweede vrouw en drie volwassen kinderen.

Gewone man

In zijn vrije tijd schreef hij gedichten die populair waren bij de gewone man vanwege hun humor en eenvoudige taalgebruik, en dat in een tijd waarin veel literatuur nog in een formele stijl werd geschreven.

Zijn bekendste werk was ‘Pieter Spa’s reis naar Londen’, een humoristisch verslag in rijm van een reis naar het kroningsfeest van koningin Victoria, dat meerdere herdrukken beleefde.

Pieter Spa

De gewone man, Pieter Spa, besluit naar Londen te reizen, maar zijn kousenstoppende vrouw waarschuwt hem dat hij nog nooit verder dan Amsterdam is gereisd en geen andere taal dan het Nederlands spreekt. Desondanks stapt Pieter op een dure stoomboot naar Londen, maar belandt per ongeluk in Duinkerken.

Na enige tegenslagen komt hij uiteindelijk toch in Londen aan, waar hij een plek op een overvolle tribune vindt om koningin Victoria te zien. Helaas verloopt alles niet zoals gepland en Pieter keert uiteindelijk terug naar huis om zijn vrouw over zijn mislukte avontuur te vertellen.

Kritiek

Willem Van Zeggelen was zo vriendelijk en goedgeluimd dat hij geen vijanden had. De beruchte criticus Conrad Busken Huet had hier echter geen boodschap aan.

Van Zeggelen vertaalde bijvoorbeeld het toneelstuk De Menschenhater (le Misanthrope) van Molière naar het Nederlands.
Huet bekritiseerde Van Zeggelens taalgebruik en rijm en stelde dat zijn kunst inferieur was aan die van Molière. ‘opdat twee honderd jaren na uw dood Van Zeggelen zich met u meten, hij jijënd en jouënd uwe godetaal in kreupelrijm vertolken, en voor zijne nederlandsche wanspraak een uitgever vinden zou!’

Helaas, Molière’s edellieden zijn bij den heer Van Zeggelen winkelbedienden geworden, Molière’s jonkvrouwen kameniers– Conrad Busken Huet –

Standsverschil

De boekdrukker Van Zeggelen behoorde tot de arbeidende klassen en had daarom geen toegang tot de literaire en sociale clubs die doorgaans door de hogere standen bezocht werden. Willem wilde daarom zijn eigen clubs oprichten.

O.K.K.

De oprichting van het letterkundig genootschap ‘Oefening Kweekt Kennis’ (O.K.K.) door Van Zeggelen vond plaats op 28 februari 1834 en kwam voort uit informele bijeenkomsten in de woning van de boekhandelaar en uitgever Van Stockum.

In O.K.K. werden spreekbeurten gehouden door prominente schrijvers en dichters, waaronder Cremer, Beets, Snieders en Ten Kate, die het publiek betoverden met hun improvisatie in versvorm. Door een snel groeiend ledenaantal ontstond behoefte aan meer ruimte, en het genootschap verhuisde naar verschillende locaties, waaronder de Koninklijke Muziekschool en later het Hotel Het Keizershof op het Buitenhof.

Eenvoudige, vloeiende, opgeruimde verzen, zoo vol luim en scherts en zonder eene enkele hatelijkheid op wien of wat ook– Schrijver Gerard Keller –

In 1838 werd besloten om ook dames toegang te geven tot de leesvergaderingen, waarna het genootschap in Diligentia op het Lange Voorhout om de veertien dagen bijeenkwam. Van Zeggelen was zeer actief bij deze club en werd gewaardeerd als spreker en voorzitter van de vereniging.

De vroege ledenlijst leest als het stratenplan van Laakkwartier. Met Haagse schrijvers als J. ten Brink (Jan ten Brinkstraat), R. Bakhuizen van den Brink (geen straatnaam vanwege de verwarring met de Jan ten Brinkstraat), P. Boele van Hensbroek (Boele van Hensbroekstraat), C. Vosmaer (Vosmaerstraat), J. Alberdingk Thijm (Alberdink Thijmstraat) W. Jonckbloet (Jonckbloetplein) en W. van Zeggelen (Van Zeggelenlaan). Daarnaast A. Bosboom-Toussaint (Toussaintkade), J. van Lennep (Van Lennepweg) en L. Couperus (Couperusplein).

De literatuurcriticus Busken Huet vond ook dit maar niets en vertaalde O.K.K. naar ‘Oefening kweekt kennissen’ omdat het volgens Huet alleen fungeerde als huwelijksbureau voor jongelieden uit de betere stand.

De Vereeniging

Sociëteit De Vereeniging in de Kazernestraat werd in 1851 mede opgericht door Willem Van Zeggelen. De club bood een minder exclusieve en gemoedelijker sfeer dan andere sociëteiten zoals ‘De Witte’. De Vereeniging verwelkomde ambtenaren, onderofficieren, oud-Indiëgasten en zelfs vrouwen werden toegelaten tot de festiviteiten.

Bij de feestelijke opening van de kegelbaan schreef Willem een passend rijm:

  • Ons oog waart langs den witte wand
  • Met zichtbaar welgevallen;
  • Reeds tast des keeglaars vaste hand,
  • Begeerig naar de ballen.

Sociëteit De Vereeniging bestaat nog steeds en zit nog steeds in de Kazernestraat.

Tooneelverbond

Tijdens de jaarvergadering in Den Haag in het najaar van 1873, richtten acht Haagse leden van het Tooneelverbond, waaronder Van Zeggelen, een lokale afdeling op. Van Zeggelen had bestuurservaring. Hij was immers de oprichter en bestuurder van zowel een literaire vereniging als een sociale vereniging.

Toen er echter gestemd werd over wie de bestuurders moesten worden, werden zeven van de initiatiefnemers gekozen. Maar Van Zeggelen niet. In zijn plaats kwam een adjudant van Prins Frederik. Door zijn afkomst had Willem van Zeggelen te weinig invloed in het old boys-circuit en was het beter als hij op de achtergrond bleef.

Dood

Na het overlijden van Van Zeggelen op de Hofplaats op 16 februari 1879 schreef A. Ising (van de Isingstraat) een eerbetoon aan hem, waarin hij benadrukte dat Van Zeggelen zeer geliefd en gerespecteerd was, zowel in de nijverheid als in de letterkunde. Hij was betrokken bij talloze commissies in Den Haag en werd vaak gevraagd om zijn expertise. Zijn gezondheid had lang geleden onder een borstaandoening, maar zijn dood was gelukkig niet gepaard gegaan met veel lijden.

Graf

Op het graf van Van Zeggelen, gelegen in Oud Eik en Duinen (grafnummer KD 285), staat een neoclassicistisch monument met een plaquette waarop een lofzang is aangebracht. Deze lofzang benadrukt dat Van Zeggelen voor het volk schreef en bijdroeg aan de bevordering van nijverheid. ‘Voor het volk dichtte hij/ de nijverheid hielp hij bevorderen/ vijanden had hij niet/ zijn vrienden herdachten hem.’

Het monument wordt verfraaid met een bronzen lauwerkrans met strik, terwijl bronzen eierlijsten, bladmotieven en rankwerk de kroonlijst sieren.

Straat

Op 14 mei 1928 werd de straatnaam Van Zeggelenstraat vastgesteld. Deze werd in juni alweer aangepast naar Van Zeggelenlaan: ‘met het oog op haar karakter en toekomstige afmetingen’. De zevenhonderd meter lange laan loopt vanaf de Laakkade naar de Sinjeur Semeijnsweg.

Op 14 mei 1928 werd de straatnaam Pieter Spastraat vastgesteld. Deze straat loopt vanaf de Schoolmeesterstraat naar de Van Zeggelenlaan.

Werken van Van Zeggelen.

Een week op Weltevree 1855

Kom,’ zei mijn neef, ‘kom met me mee!’
en drong mij tot besluiten.
‘Mijn tante woont op Weltevree,
we gaan een week naar buiten.

Daar waait de stadslucht ons van ’t lijf,
daar plukken wij frambozen,
staan ’s morgens op te vier of vijf,
en slapen ’s nachts als rozen.

Gaan met de boeren aan de haal,
met hengels, pols en netten;
wij luist’ren naar de nachtegaal,
we roeien of raketten!…’

‘k Ging mee: de tante, een hupse vrouw,
scheen ons bezoek te strelen;
ze had, wat ik vergeten zou,
een dochtertje om… te stelen.

Mijn neef had eerst een vriend’lijk woord
voor de oude bloedverwante,
maar schoof daarna met nichtje voort,
en liet voor mij… de tante.

We roeiden niet, raketten niet,
de visvangst was heel pover.
Geen nachtegaal gaf ons zijn lied,
’t vroeg opstaan had niet over.

Dat kwam door al dat buiig weer,
de regen viel in stromen.
Men zag geen lieflijk zonlicht meer,
de wind snoof door de bomen.

Men bracht de tijd zeer huis’lijk door,
en moest elk plan verzetten.
Neef las aan nicht zijn verzen voor,
of zong met haar duetten.

Maar, wijl ik zing noch reciteer,
paste ik heel niet bij ’t paartje.
Ik hield me aan tante vast, die zeer
verzot was op een kaartje.

Ik speelde vroeg, ik speelde laat,
en liet de regen plassen,
en vond geen and’re troost of baat
dan ’t écarté of ’t jassen.

Het weekje buiten is doorleefd,
verschillend voor elkander,
zo de een het kort gevonden heeft,
ik zeg het niet van d’ ander.

En rekte neef graag zijn verblijf,
hij moest er ’t eind aan maken,
de tijd riep hem naar ’t stadsbedrijf,
ook ik moest naar mijn zaken.

En vraagt men mij hoe ’t ons beviel
bij de oude bloedverwante?…
Neef sloeg een blik in nichtjes ziel,
ik in de kaart van tante.

Grietje fantaseert in dit gedicht uit 1847 over Louw, de vrolijke en sterke timmerman die haar verlegen maakt.

Ik weet niet, maar sinds ruime tijd
hoef ‘k moeders roep noch tik,
en wie is ’t eerst van allen op,
het eerst van allen?… Ik!
Dan hang ik water over ’t vuur

en loop wat af en an,
en ‘k weet precies hoe laat het is
zie ‘k Louw de timmerman.

Kwartier voor zessen, strijk en zet,
stapt Louw, wat weer het zij,
met zijn gereedschap in zijn mand
de deur van ’t huis voorbij.
Die Louw is toch een flinke knaap!
Wat schijnt hij kloek en sterk!
Zijn baas – al is hij jongste gast –
geeft hem de keur van ’t werk.

Louw spaart geen schuier voor zijn buis
of water voor ’t gezicht;
zijn haar is altijd glad gekamd,
zijn schootsvel net en dicht;
zijn hamer, beitel, schaaf en zaag,
die hij met werken won,
‘k geloof dat hij ze in orde houdt,
ze blinken in de zon.

De meeste klanten van zijn baas
zijn wat gesteld op Louw!
Hij is geen dagdief voor het volk
en toch zijn meester trouw.
O gunst, hij kan zo vrolijk zijn!
Hij ’s vriend’lijk en gedwee;
maar waar de twist het vuurtje stookt
daar doet hij nimmer mee.

En biedt men Louw een glaasje bier
of soms een borrel aan,
dan neemt hij wel het glaasje bier
maar laat de borrel staan;
want Louw zegt – en ik zeg het ook –
dat voor de ambachtsman
de kracht niet in jenever zit,
bij ’t geen hij wil of kan.

En ’s zondags moest je hem eens zien,
die Louw de timmerman!
Dan heeft hij wat een fijne jas,
een vest met strepen an.
Dan draagt hij ook een waterproef!…
O, zie je ’s zondags Louw,
geen burgermeisje van fatsoen
dat hem versmaden zou.

Komt hij voorbij en… sta ‘k voor ’t raam,
dat licht gebeuren kan,
‘k doe dan maar of ik hem niet zie,
die Louw de timmerman;
‘k beken, het is wel niet beleefd…
neen meer, het is zelfs dom;
maar Louw zegt evel goeiendag
en… ziet wel zesmaal om.

Ik zou wel graag beleefder zijn…
maar die verwenste kleur!…
’t Is of ik door de grond verzink,
als ik hem maar bespeur.
Die kleur… maar kom, wat praat ik toch!
Mocht Louw mij eens verstaan,
hij zou wel denken dat ik hem…
O, foei! daar ’s niets van aan!

Ik prijs hem maar als timmerman…
wat zit ik in de klem,
als Neel van d’ overkant, die feeks,
mij somtijds plaagt met hem!
Maar wacht… ‘k weet ook wel wat van haar…
Die Jan – buur… ‘k ben niet blind!…
Maar ‘k moet toch zeggen dat ik Louw
wel tienmaal knapper vind.

Mij dunkt, eens zie ik Louw nog baas,
veel klanten in ’t verschiet,
maar daar hoort altoos duimkruid toe,
en ‘k hoor, dat heeft hij niet.
Nu, dat ’s geen schande, goed en gaaf
geldt meer dan rijk en slecht;
en zo je als meester krukken moet,
dan is ’t maar beter knecht.

Mijn erfenis van petemoei,
die vaststaat te Amsterdam…
Dan ’t geen er in de spaarbank staat…
de bruidsgift van oom Bram…
Laat zien, dat maakt toch bij elkaar…
Maar kom! waar dwaal ik heen?
‘k Wou voor geen duizend gulden dat…
Ei wat! ik ben alleen.

Wat zou ik zeggen als hij kwam?…
Geen ‘ja!’, dat past me niet!
‘k Geloof dat ik de hele zaak
aan moeder overliet;
maar als die haar verlof eens gaf
en hij me vroeg – wat dán!
Aeh!… ‘k droom misschien vannacht alweer
van Louw de timmerman.

Klein rentenieren

In Klein rentenieren uit 1854 wordt lui en comfortabel leven beschreven: van langzaam wakker worden tot het bezoeken van verschillende plaatsen en activiteiten.

Ied’re dag dezelfde vraag,
wat de dag zal geven;
morgen, gist’ren, als vandaag –
lui en lekker leven.

Na de half doorwaakte nacht,
langzaam boven water;
’s morgens eerst de kippenwacht,
tuinmansvreugd wat later.

Dan eens kijken naar de lucht,
hoe ’t met wind en weer staat;
dan naar ’t weerglas in de vlucht,
of het kwik ook neer slaat.

Dribb’len à demi toilet
naar secrète plekjes;
vóór ’t ontbijt wordt klaargezet,
de eerste twalef trekjes!

Theelep bij een boterham,
maar ’t eist langer uren
dan een reis van Amsterdam
naar Den Haag zou duren.

’t Handelsblad trouw uitgespeld,
evenzo de Oprechte;
op de vingers nageteld
wat de beurs beslechtte.

Over ’t heil van ’t land getwist
onder het barbieren;
al de nieuwtjes opgevist
van de stadskwartieren.

Overhemd en witte das
eerzaam uit de vouwen;
laars en hoed en overjas
zullen ’t stel volbouwen.

Lanterfanten door de buurt,
’t boelhuis na gaan pluizen;
onderweg eens rondgegluurd
wie er gaat verhuizen.

Even naar de Sociëteit,
even een sigaartje
bij een glaasje matigheid;
soms een omberkaartje.

Bij een vriend eens aangewipt,
om hem… op te houen;
voor ’t stadhuis eens aangestipt
wie er ’s woendags trouwen.

Voor het eten aan de haal,
ofhet aan zou branden;
wel kieskeurig op het maal,
maar met… lange tanden.

Prutt’len op de keukenmaagd;
na ’t diner een dutje,
tot de theepot zingt en klaagt;
na de thee een Nutje.

Of – zo ’t Nut die avond zwicht,
mag de schouwburg leven,
of – sluit die zijn deuren dicht,
dan maar thuis gebleven.

Braaf! de dag is om; wat pret!
Elf uur slaat het buiten –
’t uurwerk nu gelijk gezet,
nazien en gaan sluiten.

’t Boeltje aan de kapstokknop;
’t nachtlicht aangestoken,
en dan ’t vaderliefje op
en in ’t dons gedoken.

Morgen weer dezelfde vraag:
wat de dag zal geven;
morgen, gist’ren, als vandaag –
’t eigen slakkeleven.

‘Kom,’ roept menigeen, ‘hij ’s blind,
laat hem maar wat praten!
Had de dichter ook braaf splint,
hij zou ’t spotten laten.

Man, ‘k belach jouw hekelkuur,
‘k laat me niet belezen.
Zijn die druiven jou te zuur?’

Och, het kan wel wezen!

{/tabs}

Boeken

JaartalTitelSoort boek
Omnibus (met Arnold Ising)Voor kinderen
1838Pieter Spa’s reize naar LondenGedichte verhalen
1839De groote beerGedichte verhalen
1840De sermoenen van Pater BromGedichte verhalen
1840De valkenvangst op de Noorweegsche kustGedichte verhalen
1842Uitstapje van Pieter Spa naar AmsterdamGedichte verhalen
1843Eene avondpartijGedichte verhalen
1843Aan den toondichter VerhulstGelegenheidsgedichten
1846Lach en luim: losse dichtstukkenDichtbundels
1847Groot en Nieuw Nederlandsch Prentenboek (met Arnold Ising)Voor kinderen
1848Snakerijen van Tijl UilenspiegelVoor kinderen
1849Bürgers en Amstels Leonora, een spoorwegromanceVertalingen
1849opgedragen aan alle wanhopige dochters (van Warre Tyndall)Vertalingen
1850In de speeluren (met Arnold Ising)Voor kinderen
1850Mariette (met Arnold Ising)Voor kinderen
1851Kijkjes in het levenDichtbundels
1853Vrolijke schetsenDichtbundels
1854Keur van scherts en luimAntologieën
1855Hoofd en hart. DichtluimenDichtbundels
1856Koen Verklat en zijn gezelschap, een uitstapje naar de wereldtentoonstelling te ParijsGedichte verhalen
1857Herinnering aan H. TollensGelegenheidsgedichten
1858Costerliedjes: Souvenir Aan Haarlems Julijfeesten In 1856Dichtbundels
1862SprokkelsDichtbundels
1869Aan de nagedachtenis van S.J. van den BerghGelegenheidsgedichten
1869Levensbericht van Samuel Johannes van den BerghProza
1871Misanthrope (van Molière)Vertalingen
1872Nieuwe vertaling van de Misanthrope (na kritiek)Vertalingen
1874Levensbericht van P.T. Helvetius van den BergProza
1875Tartuffe (van Molière)Vertalingen
1879Eenige verstrooide gedichtenDichtbundels
1879Luimige verhalenDichtbundels
1879Keur uit onze Nederlandsche dichtersAntologieën
1897Haantje Kukeleku (anoniem)Voor kinderen

Marie van Zeggelen

Willems dochter Marie Van Zeggelen groeide op in een artistiek milieu. Op veertienjarige leeftijd volgde ze kunstlessen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, waar haar interesse vooral naar schilderkunst uitging.

Haar leven veranderde toen ze met haar man naar Celebes, Nederlands-Indië ging. Ze bestudeerde daar de gebruiken en legendes van de Boeginezen. Terug in Nederland bleef Marie’s band met Indië bestaan. Ze schreef historische romans en publiceerde een biografie van Raden Adjeng Kartini.

Marie was op donderdag 19 juli 1923 om 12 uur aanwezig op de begraafplaats Westerveld voor de crematie van de schrijver Louis Couperus.
In de jaren 1920 werd haar toneelstuk ‘De kostbare sproke,’ dat gaat over de liefde tussen een Boeginese vorstin en een Europeaan, regelmatig opgevoerd tijdens Indische culturele avonden, waaronder in Hotel de Twee Steden in 1925 en tijdens het Indisch Openluchtfeest te Arendsdorp in 1927.

In 1938 vestigde Marie zich op de Delistraat 41.

Marie van Zeggelen rust sinds 1957 in het graf van haar vader op begraafplaats Oud Eik en Duinen. Het grafnummer is KD 285.