Van Karnebeekbron

Op het kruispunt van de Scheveningseweg en de Carnegielaan staat sinds 1915 de Van Karnebeekbron. Deze samensmelting van een zitbank en fontein is ook een informatiebron over het nabijgelegen Vredespaleis.

In 1899 werd besloten om in Den Haag een Permanent Hof van Arbitrage op te richten. Dit hof moest als onpartijdig college gaan bemiddelen bij internationale conflicten en had een representatieve behuizing nodig. De schatrijke Amerikaanse staalmagnaat Andrew Carnegie schonk in 1903 1,5 miljoen dollar (nu 45 miljoen euro) voor de bouw van dit nieuwe Vredespaleis.

Vredespaleis

Een jaar later werd de Carnegiestichting opgericht die de bouw van het kolossale gebouw moest begeleiden. De voorzitter werd de Haagse jonkheer en oud liberale politicus Abraham van Karnebeek.

Opening

De opening van het Vredespaleis op 28 augustus 1913 viel samen met het honderdjarig bestaan van Nederland, ook in 1913. In het hele land werd uitbundig feest gevierd. Om deze heugelijke feiten voor eeuwig te herdenken, werd in 1915 een monument opgericht dat vernoemd werd naar de voorzitter van de Carnegiestichting, Abraham van Karnebeek.

De bron

Beeldend kunstenaar Willem Brouwer werd gevraagd voor het ontwerp van het nieuwe monument. De lichte terracotta tegels van de bron werden vervaardigd bij zijn eigen Fabriek van Brouwers Aardewerk in Leiderdorp. De bron werd geplaatst achter het Vredespaleis aan de Carnegielaan, op de hoek van de Scheveningseweg.

Tijdens de onthullingsplechtigheid in 1915 werd de fontein, die de namen droeg van de bestuursleden van de Carnegiestichting, overgedragen aan de Haagse gemeenschap.

Terracotta

Het halfronde monument werd vervaardigd met roomkleurige terracotta, waarin versieringen, opschriften en traptreden van gele klinkers waren verwerkt. Het lager gelegen terras was oorspronkelijk betegeld, terwijl het aangrenzende plateau eerst bedekt was met schelpen. Deze schelpen werden in de jaren 1980 vervangen door tegels.

Het plateau is aan weerszijden afgesloten met een eenvoudig ijzeren hek, eindigend in 2 hardstenen voetstukken.

Vervuiling

Sinds de oprichting werd de fraaie fontein getroffen door verval en beschadiging. In 1926 waren er bijvoorbeeld veel klachten over het vuile, stilstaande water en de stoffige bank. Volgens de Dienst Gemeentewerken werd dit veroorzaakt doordat de watertoevoer van de fontein al een tijd was afgesloten, een maatregel die was genomen tijdens de crisisjaren om alle niet strikt noodzakelijke uitgaven te vermijden.

De Haagse gezondheidscommissie schreef aan B. en W: ‘dat zij hebben opgemerkt, dat sommige, vooral jeugdige stadgenooten van deze bron een gebruik maken, dat uit gezondheidsoogpunt niet zonder bedenking is. In het bekken, waarin het uitstromende water zich verzamelt, dompelen sommigen hun handen en zelfs hun hoofd of wasschen daarin allerlei voorwerpen, terwijl dadelijk daarop dezelfde personen of anderen uit dat bekken drinken’. Toen kwam er in het bekken een bordje met het opschrift: Waarschuwing, geen drinkwater.

Door de ligging op de hoek van twee drukke wegen werd de bank ook snel vuil. In 1931 wenste de directeur van Gemeentewerken speciaal toezicht door de politie omdat de jeugd vernielingen aanrichtte. Zo werd bijvoorbeeld het ondergedeelte van de bek van de leeuwenkop er afgeslagen. Ook kwam er een schriftelijke klacht binnen over het publiek dat ‘beladen met apenootjes’ de omgeving van de fontein vervuilde.

De volgende tientallen jaren bleef het kwakkelen met de schoonmaak en het onderhoud. De laatste jaren staat de bron er weer pico bello bij.

Water

In het begin verbruikte de bron twee kubieke meter leidingwater per uur, dagelijks van 1 maart tot 1 november tussen 9 en 18 uur. Later brachten technici wijzigingen aan waardoor het verbruik werd gehalveerd.

Bij de grootschalige restauratie in 1997 werd een ondergrondse pijpleiding van 85 meter geïnstalleerd, waardoor het water van de fontein werd verbonden met de Haagse beek die door de tuin van het Vredespaleis stroomt.

Oud Liberaal Abraham van Karnebeek was een Oud Liberaal. Deze stroming keerde zich tegen een te grote rol van de overheid in het economisch leven, tegen subsidiëring van het bijzonder onderwijs en tegen te grote uitbreiding van het kiesrecht.