Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
De Seyss-Inquart bunker is een commandobunker uit de Tweede Wereldoorlog, gebouwd voor Arthur Seyss-Inquart, de rijkscommissaris van het bezette Nederland.
De Seyss-Inquart bunker is een commandobunker uit de Tweede Wereldoorlog, gebouwd voor Arthur Seyss-Inquart, de rijkscommissaris van het bezette Nederland. Er zijn twee bunkers: één op landgoed Clingendael in Wassenaar en een ondergrondse bunker in Apeldoorn.
Op 10 mei 1940, rond 04:35 uur vielen Duitse troepen Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk tegelijk aan. Op 15 mei 1940 tekende generaal Winkelman de capitulatie. Al twee weken later stelde Hitler de Oostenrijkse nazi Arthur Seyss-Inquart aan als Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete (rijkscommissaris). De plechtigheid vond plaats in de Ridderzaal op het Binnenhof.
Arthur Seyß-Inquart werd de hoogste baas van Nederland. Zijn officiële kantoor zat in het voormalige Departement van Buitenlandse Zaken aan het Plein, pal naast het Binnenhof. Vrijdagochtend hield hij daar steevast zijn “Chefsitzung” met top-NS-en SS-functionarissen.
Seyss-Inquart koos het landgoed Clingendael als zijn residentie. Het buitenverblijf, gelegen aan de rand van Wassenaar, bood met zijn uitgestrekte tuinen en vijvers volop ruimte voor ontvangst en ontspanning.
In de winter werden de vijvers gebruikt om te schaatsen en om zijn favoriete sport, het Eisschiessen, een soort curling op ijs, te beoefenen. In de zomer speelde hij graag tennis op de eigen baan van het landgoed. In de tuin organiseerden de Hitlerjugend en de Nederlandse Nationale Jeugdstorm gymnastiek-shows en collega-nazi’s als Heinrich Himmler dineerden er.
Ridderzaal
29 mei 1940
Seyss-Inquart speelde een centrale rol in de organisatie en uitvoering van de deportatie van Nederlandse Joden naar concentratie- en vernietigingskampen. Onder zijn leiding werden ruim honderdduizend Joden weggevoerd en vrijwel allemaal vermoord.
Hij was ook verantwoordelijk voor de dwangarbeid van honderdduizenden Nederlanders, die onder vaak erbarmelijke omstandigheden tewerkgesteld werden in Duitsland en de bezette gebieden. Verder was Seyß-Inquart betrokken bij de onderdrukking van het verzet, het uitvoeren van represailles, terreurmaatregelen, razzia’s en executies van verzetsstrijders en burgers.
De nederlaag van de Luftwaffe in de Slag om Engeland betekende een wending in de luchtoorlog. De Engelse Royal Air Force had de overhand gekregen en joeg Duitse toestellen soms tot in het Nederlandse luchtruim na.
De dreiging van een geallieerde invasie werd voor de Duitse bezetter ineens reëel. Daarom werden snel maatregelen genomen: stranden werden versterkt, ministeries beveiligd en het strategisch gelegen Clingendael werd omgebouwd tot een verdedigingsbolwerk.
De toenemende vijandelijke druk leidde ertoe dat generaal Christiansen, de hoogste militaire autoriteit van de Duitse Wehrmacht in het bezette Nederland, zijn hoofdkwartier in 1942 verplaatste naar Hilversum, verder van de kust.
Arthur Seyss-Inquart bleef echter op zijn post in Den Haag, ook toen veel ambtenaren naar veiligere gebieden waren vertrokken. Om hem en zijn staf te beschermen tegen geallieerde bombardementen, werd er een ondergrondse bunker gebouwd op zo’n 400 meter van zijn woning. Dat maakte het mogelijk om bij een aanval snel en ongezien te vluchten.
De bunker werd gerealiseerd door de “Abteilung Siedlung und Bauten”, onder leiding van Seyss-Inquarts zwager Walter Münster. Door de bouw onder deze eenheid te plaatsen, kon men de reguliere Wehrmacht-bureaucratie omzeilen.
De bunker werd vermomd als boerderij, maar was allesbehalve doorsnee. Het bouwwerk is 61 meter lang, 30 meter breed en 20 meter hoog. In het hart van het gebouw bevindt zich een zware betonnen kern van 49 bij 17 meter en 15 meter hoog, met muren van 2 meter dik en een dak van 4 meter gewapend beton.
Om de camouflage compleet te maken, werd het dak afgewerkt met gewone dakpannen. Twee opvallende ‘schoorstenen’ op het dak waren in werkelijkheid opstelpunten voor 2 cm Flak-kanonnen.
Toen de oorlog voorbij was, had het Ministerie van Oorlog in eerste instantie geen belangstelling voor het betonnen gebouw. Het bleef daardoor leegstaan en raakte langzaam in verval. In de jaren daarna werd een deel ervan tijdelijk gebruikt door een padvindersgroep, maar structureel onderhoud bleef uit.
De situatie veranderde toen een Amsterdams sloopbedrijf interesse toonde in het hergebruiken van het beton. Dit leidde tot overleg binnen de Koninklijke Landmacht, die uiteindelijk besloot om zelf een functie voor het gebouw te zoeken. Door de toenemende spanningen rond de Berlijnse Blokkade in juni 1948 kwam dit proces in een stroomversnelling. Al in augustus van dat jaar werd bepaald dat de bunker in crisistijd zou dienen als onderkomen voor de Generale Staf.
Tot 1984 diende het als communicatiecentrum, onder meer voor contact met Nederlandse troepen overzee, en als beveiligde commandopost voor de generale staf. Tijdens de Koude Oorlog werd het ook gezien als een mogelijke schuilplaats voor de Nederlandse regering in crisissituaties. In 2013 werd de bunker overtollig verklaard door Defensie en overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf voor verkoop
De bunker is een rijksmonument vanwege zijn bouwhistorische en cultuurhistorische waarde, maar de toekomst ervan is onzeker. In 2019-2020 werd de bunker gerestaureerd en in maart 2025 werd hij te koop aangeboden door het Rijksvastgoedbedrijf. Er zijn strenge eisen gesteld aan de koper: de nieuwe eigenaar moeten respectvol omgaan met de historische betekenis van het complex.
Mogelijke bestemmingen zoals een café, fitnesscentrum of evenementenhal zijn eigenlijk ongewenst omdat deze de beladen geschiedenis van de bunker niet voldoende respecteren.
De Seyss-Inquart Bunker is normaal gesproken niet toegankelijk.
De bunker werd gebouwd ten behoeve van Arthur Seyss-Inquart. Hij maakte maar weinig gebruik van de bunker
Koude Oorlog: de Koninklijke Landmacht richtte de bunker in als crisis- en verbindingscentrum; het complex bleef dus militair actief.
Aangewezen als rijksmonument; diverse cultuur-historische onderzoeken legden constructiedetails vast. Rijksvastgoedbedrijf.
Defensie stelde het gebouw “overtollig”; het Rijksvastgoedbedrijf moet het via een openbare verkoop verkopen – waarbij behoud als beladen erfgoed een heet hangijzer is.