Schaapherderstraat

In de late 18e eeuw ontstond in de Republiek der Nederlanden een grote belangstelling voor geschiedenisverhalen over Middeleeuwse ridders en rovers.

In de late 18e eeuw verkenden allerlei vertaalde romans thema’s als onvoorwaardelijke liefde, trouw en dapperheid.

Boeken van buitenlandse schrijvers werden vertaald en rond 1840 beleefde de historische roman ook in Nederland een bloeiperiode. De populairste onderwerpen waren vaak gerelateerd aan de Tachtigjarige Oorlog en de Middeleeuwen. De bekendste schrijvers waren Truitje Toussaint en Jan Frederik Oltmans. Beide schrijvers werden later in Haagse straatnamen vereeuwigd.

Oltmans

Jan Frederik Oltmans, een pionier in het genre van de historische roman, begon al vroeg met het schrijven van historische romans. Zijn debuutroman, Het slot Loevestein in 1570, verscheen in 1833 en wist meteen een snaar te raken bij het publiek. Het boek speelde in op gevoelens van nationale trots en vaderlandsliefde, thema’s die in die tijd sterk leefden. Vijf jaar later, in 1838, volgde De schaapherder, dat eveneens goed werd ontvangen en de reputatie van Oltmans als schrijver verstevigde.

Oltmans koos ervoor om zijn werken te publiceren onder het pseudoniem J. van den Hage, mogelijk als eerbetoon aan Den Haag, waar hij voorheen had gewoond. Deze keuze voor anonimiteit zorgde voor enige verwarring in literaire kringen. Andere schrijvers claimden namelijk de auteurschap van zijn populaire romans, wat leidde tot speculaties en geruchten over de ware identiteit van de schrijver. Het duurde tot 1852 voordat Oltmans de stilte doorbrak en onthulde dat hij de persoon achter het pseudoniem J. van den Hage was.

Roman

De Schaapherder, een verhaal uit den Utrechtschen oorlog van 1480-’83 is een historische roman die zich afspeelt zich af tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Het verhaal gaat over Jan van Schaffelaar, een edelman die vocht voor zijn leenheer, bisschop David van Bourgondië Hij bezat een kasteel genaamd De Schaffelaar in Barneveld. Althans, volgens het boek.

Het verhaal besteed veel aandacht aan de ‘couleur locale’ en het schetsen van gedetailleerde beschrijvingen van gebouwen, voorwerpen en landschappen.

Perrol en Maria

Een mysterieuze schaapherder, die een voorspellende geest bezit, is een personage die het hele verhaal door de ‘draden van de handeling’ in handen blijft houden. In het verhaal wordt Maria herhaaldelijk ontvoerd door de schurk Perrol, die tracht wraak te nemen op Jan van Schaffelaar. In een poging haar te verleiden, gebruikt Perrol een toverdrank van de Heks van de Hunnenschans. Deze historische Hunnenschans bij het Uddelermeer, was een oude verdedigingswal die ooit diende als schuilplaats voor de inheemse bevolking.

Maria wordt uiteindelijk gered door Frank, die verliefd op haar is. Ze keert terug naar haar ouders in Amersfoort. Het verhaal eindigt tragisch, met Jan van Schaffelaar die zich opoffert door van een toren te springen om zijn mannen te redden. Het boek eindigt met Maria in een klooster en Frank die sneuvelt in Spanje. Het boek was een succes.

De scherpe criticus Bakhuizen van den Brink was positief: ‘Zonder dat hij van nature tot hooge dichterlijke vlugt in staat was, bragt hij het echter juist door zijne diepe en getrouwe studie der waarheid zoo ver, dat althans zijn Schaapherder onder de historische romans van den eersten rang kan gesteld worden. Sommige karakters, door hem ontworpen, zooals die van Perrol en van den jonker Reynoud van Oosterweerd, zijn grondig doordacht en indrukwekkend voorgesteld’

Aesthetische ketterijen, een potloodschets in olieverf

– De criticus Conrad Busken Huet over historische romans –

Oltmans, net als zijn personages, kende zelf een tragisch leven. Hij stierf jong na vruchteloze pogingen als redacteur. Zijn werk werd niet volledig gewaardeerd door zijn tijdgenoten vanwege zijn flamboyante stijl die niet paste bij de heersende literaire normen.

Nogmaals Bakhuizen van den Brink: ‘De toen jeugdige Gids legde met welgemeende, maar wat al te grillige heerschzucht op hem de hand en vorderde, onder de leus van oorspronkelijkheid, van het talent van Oltmans voorstellingen, die buiten den kring zijner vorming, zijner vlijtige, maar eenzijdige studie lagen.’

Jan van Schaffelaar

Jan van Schaffelaar Jan van Schaffelaar was een historische figuur. Geen edelman maar een boer die als huurling vocht, niet voor bisschop David van Bourgondië, maar voor zijn neef Maximiliaan van Oostenrijk. Kasteel De Schaffelaar in Barneveld bestond nog niet en hij kwam niet uit Barneveld maar uit Leusden.

De beroemde sprong van de toren was in 1838 eigenlijk vergeten. Dankzij de romantische en gewelddadige roman de Schaapherder werd Jan Van Schaffelaar vele jaren na zijn dood alsnog een beroemdheid.

Hoekse en Kabeljauwse twisten

De Hoekse en Kabeljauwse twisten waren lange-termijn conflicten tussen twee rivaliserende partijen van de adel in de graafschappen Holland en Zeeland in de late middeleeuwen. Deze twisten begonnen in 1345 na de dood van graaf Willem IV, waarbij zowel zijn zus Margaretha van Beieren als haar zoon Willem V aanspraak maakten op de macht in Holland en Zeeland. Margaretha vond steun bij de Hoeken en Willem bij de Kabeljauwen.

De twisten duurden tot ongeveer 1500, met een laatste opleving in de Jonker-Fransenoorlog in 1492. De namen Hoeken en Kabeljauwen werden niet langer gebruikt in de 16e eeuw, maar de strijd tussen voor- en tegenstanders van een krachtig centraal gezag bleef bestaan.

De straat

Spoorwijk, gelegen tussen de grens met Rijswijk en de spoorlijn Den Haag-Rotterdam, werd ontworpen als een arbeiderswijk. Het definitieve plan uit 1919 voorzag in een zelfstandige gemeenschap, relatief ver van het stadscentrum, compleet met eigen kerken, scholen, brandweerposten en politiebureaus.

Het stratenplan, ontworpen door de beroemde architect Berlage, legde veel nadruk op de vorm van straten en pleinen, vergelijkbaar met Molenwijk, inclusief besloten pleintjes soms enkel toegankelijk via een poort.

De Schaapherderstraat is zo’n besloten en bescheiden hof, een beetje zoals een schaapskooi. De tweelaagse eengezinshuizen zijn gebouwd in maar liefst 28, ‘onderling weinig verschillen-de typen’. Het meestvoorkomende type heeft een standaardoppervlakte van 57 m² met onder andere drie slaapkamers en een fietsenberging onder de trap, wat essentieel was in deze geïsoleerd gelegen wijk. Het ontwerp benadrukte het straatbeeld boven het individuele huis. Op die manier werd het ideaal van het einheitliches Baublockfront’, een uniforme straatwand verwezenlijkt.

Alle panden werden in 1923 neergezet.

Schaapherder in de stad

Boeren en schaapherders woonden nog in de zeventiende eeuw midden in de stad, compleet met stallen, hooibergen en mestvaalten op hun erf, wat overlast veroorzaakte door het op straat of in de gracht gooien van huisvuil.

Malieveld

Het Malieveld diende al vroeg als locatie voor diverse sporten. Voetballen op het Malieveld was echter uitdagend door de aanwezigheid van een kudde schapen. De schaapherder van destijds liet zijn kudde op het Malieveld grazen en stuurde zijn schapen soms midden door een spel, zich beroepend op zijn ‘oudere rechten’.

Herderslaan

De Herderslaan is vernoemd naar schaapherder Cornelis Leendert Dorresteijn, die daar zijn schaapskooi bezat tot hij deze in 1894 verkocht aan de heer K. Dekker. Deze verplaatste vervolgens zijn houthandel naar die locatie.

Schapenlaan

De Schapenlaan kreeg zijn naam doordat schaapherder Dorresteijn zijn kudde schapen door deze laan dreef richting Dekkersduin.