Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
In de late 18e eeuw ontstond in de Republiek der Nederlanden een grote belangstelling voor geschiedenisverhalen over Middeleeuwse ridders en rovers.
In de late 18e eeuw verkenden allerlei vertaalde romans thema’s als onvoorwaardelijke liefde, trouw en dapperheid.
Boeken van buitenlandse schrijvers werden vertaald en rond 1840 beleefde de historische roman ook in Nederland een bloeiperiode. De populairste onderwerpen waren vaak gerelateerd aan de Tachtigjarige Oorlog en de Middeleeuwen. De bekendste schrijvers waren Truitje Toussaint en Jan Frederik Oltmans. Beide schrijvers werden later in Haagse straatnamen vereeuwigd.
Jan Frederik Oltmans, een pionier in het genre van de historische roman, begon al vroeg met het schrijven van historische romans. Zijn debuutroman, Het slot Loevestein in 1570, verscheen in 1833 en wist meteen een snaar te raken bij het publiek. Het boek speelde in op gevoelens van nationale trots en vaderlandsliefde, themas die in die tijd sterk leefden. Vijf jaar later, in 1838, volgde De schaapherder, dat eveneens goed werd ontvangen en de reputatie van Oltmans als schrijver verstevigde.
Oltmans koos ervoor om zijn werken te publiceren onder het pseudoniem J. van den Hage, mogelijk als eerbetoon aan Den Haag, waar hij voorheen had gewoond. Deze keuze voor anonimiteit zorgde voor enige verwarring in literaire kringen. Andere schrijvers claimden namelijk de auteurschap van zijn populaire romans, wat leidde tot speculaties en geruchten over de ware identiteit van de schrijver. Het duurde tot 1852 voordat Oltmans de stilte doorbrak en onthulde dat hij de persoon achter het pseudoniem J. van den Hage was.
De Schaapherder, een verhaal uit den Utrechtschen oorlog van 1480-’83 is een historische roman die zich afspeelt zich af tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Het verhaal gaat over Jan van Schaffelaar, een edelman die vocht voor zijn leenheer, bisschop David van Bourgondië Hij bezat een kasteel genaamd De Schaffelaar in Barneveld. Althans, volgens het boek.
Het verhaal besteed veel aandacht aan de ‘couleur locale’ en het schetsen van gedetailleerde beschrijvingen van gebouwen, voorwerpen en landschappen.
Een mysterieuze schaapherder, die een voorspellende geest bezit, is een personage die het hele verhaal door de ‘draden van de handeling’ in handen blijft houden. In het verhaal wordt Maria herhaaldelijk ontvoerd door de schurk Perrol, die tracht wraak te nemen op Jan van Schaffelaar. In een poging haar te verleiden, gebruikt Perrol een toverdrank van de Heks van de Hunnenschans. Deze historische Hunnenschans bij het Uddelermeer, was een oude verdedigingswal die ooit diende als schuilplaats voor de inheemse bevolking.
Maria wordt uiteindelijk gered door Frank, die verliefd op haar is. Ze keert terug naar haar ouders in Amersfoort. Het verhaal eindigt tragisch, met Jan van Schaffelaar die zich opoffert door van een toren te springen om zijn mannen te redden. Het boek eindigt met Maria in een klooster en Frank die sneuvelt in Spanje. Het boek was een succes.
De scherpe criticus Bakhuizen van den Brink was positief: Zonder dat hij van nature tot hooge dichterlijke vlugt in staat was, bragt hij het echter juist door zijne diepe en getrouwe studie der waarheid zoo ver, dat althans zijn Schaapherder onder de historische romans van den eersten rang kan gesteld worden. Sommige karakters, door hem ontworpen, zooals die van Perrol en van den jonker Reynoud van Oosterweerd, zijn grondig doordacht en indrukwekkend voorgesteld
Aesthetische ketterijen, een potloodschets in olieverf
– De criticus Conrad Busken Huet over historische romans –
Oltmans, net als zijn personages, kende zelf een tragisch leven. Hij stierf jong na vruchteloze pogingen als redacteur. Zijn werk werd niet volledig gewaardeerd door zijn tijdgenoten vanwege zijn flamboyante stijl die niet paste bij de heersende literaire normen.
Nogmaals Bakhuizen van den Brink: ‘De toen jeugdige Gids legde met welgemeende, maar wat al te grillige heerschzucht op hem de hand en vorderde, onder de leus van oorspronkelijkheid, van het talent van Oltmans voorstellingen, die buiten den kring zijner vorming, zijner vlijtige, maar eenzijdige studie lagen.’
De conclusie van het literaire tijdschrift ‘Letteroefeningen’ van 1839 was gemixt.
De recensent prees de nauwkeurige historische weergave en de treffende beschrijvingen, vooral van de maaltijd in Utrecht, die als uitzonderlijk goed werd beschreven. De zedigheid en de dialogen werden ook positief beoordeeld. Echter, er waren enkele punten van kritiek. De dood van Jan van Schaffelaar miste verrassing en leek de focus van het verhaal te verschuiven naar een minder centraal thema.
De roman werd als te lang beschouwd en het einde als te uitgerekt. De hoofdpersoon, de Schaapherder, vervulde zijn rol niet goed en leek onnatuurlijk in het verhaal te worden gebracht. Tot slot werd de reden voor de haat tussen Perrol en Schaffelaar niet overtuigend uitgewerkt.
Het nog steeds bestaande tijdschrift De Gids, opgericht door Everhardus Potgieter (van de Potgieterstraat), stelde dat het werk boven alle recent in Nederland verschenen romans uitstak. Het blad had echter zijn bedenkingen bij het personage Perrol en vroeg zich af waarom zo’n karakter nodig was, en of dit niet teruggreep naar een verouderde neiging om ‘vreemde typen’ als morele monsters af te beelden. Deze kritiek deed echter niets af aan de lof voor de manier waarop Perrol werd neergezet. Het best geslaagd vond de ‘Gids’ de levendige beschrijving van het diner van de Hoekse edelen in Utrecht, en de misleiding en dood van Coene van Baerbergh.
Na het overlijden van Oltmans plaatste De ‘Konst- en Letterbode’ van 1854 (No. 6) een kort bericht van Bakhuizen van den Brink.
‘Zonder dat hij van nature tot hooge dichterlijke vlugt in staat was, bragt hij het echter juist door zijne diepe en getrouwe studie der waarheid zoo ver, dat althans zijn Schaapherder onder de historische romans van den eersten rang kan gesteld worden. Sommige karakters, door hem ontworpen, zooals die van Perrol en van den jonker Reynoud van Oosterweerd, zijn grondig doordacht en indrukwekkend voorgesteld’).
Spoorwijk, gelegen tussen de grens met Rijswijk en de spoorlijn Den Haag-Rotterdam, werd ontworpen als een arbeiderswijk. Het definitieve plan uit 1919 voorzag in een zelfstandige gemeenschap, relatief ver van het stadscentrum, compleet met eigen kerken, scholen, brandweerposten en politiebureaus.
Het stratenplan, ontworpen door de beroemde architect Berlage, legde veel nadruk op de vorm van straten en pleinen, vergelijkbaar met Molenwijk, inclusief besloten pleintjes soms enkel toegankelijk via een poort.
De Schaapherderstraat is zo’n besloten en bescheiden hof, een beetje zoals een schaapskooi. De tweelaagse eengezinshuizen zijn gebouwd in maar liefst 28, ‘onderling weinig verschillen-de typen’. Het meestvoorkomende type heeft een standaardoppervlakte van 57 m² met onder andere drie slaapkamers en een fietsenberging onder de trap, wat essentieel was in deze geïsoleerd gelegen wijk. Het ontwerp benadrukte het straatbeeld boven het individuele huis. Op die manier werd het ideaal van het einheitliches Baublockfront’, een uniforme straatwand verwezenlijkt.
Alle panden werden in 1923 neergezet.
Boeren en schaapherders woonden nog in de zeventiende eeuw midden in de stad, compleet met stallen, hooibergen en mestvaalten op hun erf, wat overlast veroorzaakte door het op straat of in de gracht gooien van huisvuil.
Het Malieveld diende al vroeg als locatie voor diverse sporten. Voetballen op het Malieveld was echter uitdagend door de aanwezigheid van een kudde schapen. De schaapherder van destijds liet zijn kudde op het Malieveld grazen en stuurde zijn schapen soms midden door een spel, zich beroepend op zijn ‘oudere rechten’.
De Herderslaan is vernoemd naar schaapherder Cornelis Leendert Dorresteijn, die daar zijn schaapskooi bezat tot hij deze in 1894 verkocht aan de heer K. Dekker. Deze verplaatste vervolgens zijn houthandel naar die locatie.
De Schapenlaan kreeg zijn naam doordat schaapherder Dorresteijn zijn kudde schapen door deze laan dreef richting Dekkersduin.