Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink (1810) was een vooraanstaande Nederlandse intellectueel.
Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, geboren op 26 februari 1810 was een vooraanstaande Nederlandse intellectueel.
Reinier Bakhuizen van den Brink was tijdens zijn studententijd berucht om zijn rumoerige gedrag. Zijn academische carrière begon met theologie, maar al snel verschoof zijn focus naar wijsbegeerte en letteren. Reiniers pad kruiste met dat van E.J. Potgieter, de oprichter van het tijdschrift De Gids.
Bakhuizen startte zijn literaire carrière bij het nieuwe tijdschrift ‘De Gids’ en vanaf 1838 behoorde hij tot de redactie. In De Gids uitte een nieuwe generatie schrijvers kritiek op de gevestigde letterkundige orde, die zij als verouderd en achterhaald beschouwden.
Het eerste grote conflict binnen de redactie van De Gids vond plaats in mei 1843, toen Bakhuizen van den Brink werd verzocht om zijn redacteurschap neer te leggen. De directe aanleiding was een controversiële, vrijzinnige recensie van een theologisch werk, die Bakhuizen had goedgekeurd. Bovendien werden Bakhuizens persoonlijke gedragingen, waaronder zijn onmatig drinken, gokken, schulden maken en zijn respectloze houding ten opzichte van vrouwen, als mederedenen voor het verzoek aangevoerd.
Bakhuizen weigerde echter vrijwillig op te stappen, wat ertoe leidde dat de overige redacteuren besloten hun functies neer te leggen, waardoor Bakhuizen tijdelijk de enige zeggenschap over het tijdschrift kreeg. Deze situatie duurde echter niet lang.
Bakhuizen had van zichzelf geen vermogen en was dus afhankelijk van zijn salaris en de inkomsten uit zijn letterkundige werk. Die inkomsten waren echter gering, vooral omdat hij de voorkeur gaf aan het bestuderen van onderwerpen die hem interesseerden boven het schrijven van werken op verzoek van een uitgever. Hij maakte enorme schulden. In oktober 1843 moest Bakhuizen naar België vluchten om aan zijn schuldeisers te ontkomen, die dreigden hem in gijzeling te nemen. Dit leidde ertoe dat de oorspronkelijke redactie van De Gids, na wat onenigheid, het tijdschrift weer over nam.
Nadat hij een overeenkomst met zijn schuldeisers had gesloten, keerde Reinier in 1851 terug naar Nederland, waar hij, door bemiddeling van de beroemde minister Thorbecke, een positie kreeg bij het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Dit archief, in feite een chaotische verzameling documenten op een zolder, werd door Bakhuizen geïnventariseerd en georganiseerd. Hij woonde toen op het Groenewegje 122. In 1854 werd Reinier rijksarchivaris, een functie waarin hij het Nederlandse archiefwezen moderniseerde.
geraak ik eenmaal aan het archief, dan moet ik de vrijheid hebben daar revolutie te maken
– Bakhuizen van den Brink –
Anna Louisa Geertruida (‘Truitje’) Toussaint (van de Toussaintkade) stond bekend als een van de meest vooraanstaande auteurs van de 19e eeuw. Ze was vooral beroemd om haar historische romans die zeer populair waren. Haar grote doorbraak was de historische roman ‘Het huis Lauernesse’, uit 1840, die zich afspeelt tijdens de tumultueuze periode van de reformatie in de zestiende eeuw. Deze periode in haar professionele leven werd evenwel overschaduwd door persoonlijke zaken. Toussaints romantische leven nam een complexe wending door een onbeantwoorde liefde voor de dichter J.P. Hasebroek (van de Hasebroekstraat), gevolgd door een verloving in november 1841 met Reinier Bakhuizen van den Brink.
Bakhuizen verhuisde in oktober 1843 echter gedwongen naar Luik. Hier werd de drieëndertigjarige Bakhuizen verliefd op de twintigjarige Julie Simon, de dochter van zijn huisbaas. De liefde overwon en Reinier bleef met Julie corresponderen, zelfs na zijn vertrek uit Luik in april 1844, tot aan hun huwelijk in december 1847.
Rond 1845 verdiepte Tuitje Toussaint haar religieuze leven als direct gevolg van haar onbeantwoorde liefde voor Reinier. Ondanks zijn fysieke onaantrekkelijkheid, was ze diep onder de indruk van de Gids-redacteur. Ze erkende aan het einde van haar leven dat Bakhuizen met zijn grootse geest voor haar de ‘ware’ was. Toussaint trouwde in 1851 met de schilder Johannes Bosboom.
In 1856 zag het Haagse tijdschrift ‘De Nederlandsche Spectator’ het levenslicht. Vier jaar na de start, in 1860, werd het tijdschrift samengevoegd met twee andere publicaties: de Algemeene konst- en letter-bode en De Tijdstroom. Deze fusie bracht een nieuwe richting voor het tijdschrift, met Arnold Ising (van de Isingstraat) en Gerard Keller (van de Gerard Kellerstraat). Een van de nieuwe talenten was de archivaris R.C. Bakhuizen van den Brink, Verder haakten literaire zwaargewichten zoals Conrad Busken Huet (van de Busken Huetstraat) en Carel Vosmaer (van de Vosmaerstraat) aan.
Bakhuizen was zijn vertrek bij het concurrerende tijdschrift De Gids echter nog niet vergeten, Hij wilde met de Spectator deze oudere publicatie wegconcurreren. Dit lukte echter niet. Het tijdschrift De Gids bestaat nog steeds en gaat richting het tweehonderdjarig jubileum. De Nederlandsche Spectator stopte in 1908.
In de beginjaren van het tijdschrift was Bakhuizen onmiskenbaar de drijvende kracht achter het gezelschap. Hij domineerde, morsend met snuif, de conversaties tijdens de donderdagavondbijeenkomsten met zijn sprankelende conversatietalent.
De zware Bakhuizen zat met een opvallende houding naast de tafel, leunend met een arm erop en met een snuifdoos in de hand. De schrijver Carel Vosmaer: ‘Zijn uiterlijk werd gekenmerkt door een eeuwig zwarte rok, open bij de brede borst, en zwart haar over het voorhoofd gedrapeerd, vergelijkbaar met de regenten die Frans Hals schilderde in Haarlem. Zijn bruine ogen vonkten van schalkse humor’.
Tijdens deze bijeenkomsten werd er gesproken over mogelijke titels voor courante novellen, zeg maar columns. Bakhuizen stelde ‘Loopmaren’ voor, maar gaf uiteindelijk de voorkeur aan ‘Vlugmaren’ een titel die decennia lang gehandhaaft bleef.
Het bekende Haags letterkundig genootschap O.K.K stimuleerde kennis door oefening, waarbij bekende sprekers optraden. Bakhuizen was zelden aanwezig bij bijeenkomsten van deze debatclub omdat hij de verhandelingen oppervlakkig en te veel gericht op effect vond. Slechts eenmaal liet hij zich overhalen om te spreken, maar dit werd een totale mislukking. Zijn lezing over de koopman en reiziger Le Maire was te uitgebreid, duurde uren en was voor de meeste toehoorders te complex. Bovendien miste hij volledig het talent voor voordragen; zijn stem klonk vermoeiend.
een mislukte poging tot iets fraais
– De schrijver Nicolaas Beets –
De bekendste schrijver van de negentiende eeuw, Nicolaas Beets, schreef een klassieker met de Camera Obscura. Voordat hij deze roman schreef, hield hij een dagboek bij waarin hij zijn observaties in verhaaltjes vastlegde.
Zo portretteerde Beets genadeloos een van zijn mede-studenten, ene Reinier Bakuizen van den Brink: ‘Bakkes eer groot dan klein, buikig, vettig, plomp; grof, groezelig, koffybruin gelaat; schitterende bruine oogen, maar min of meer onbeschaamden blik, breeden stompneus, onbesneden mond met vuile tanden, schorre stem, somtijds overschietende, los in den mond, onaangenaam van lach; sterk snuivende, Iinksche houding, onzekere gang, slordig in zijn kleeding, met een mislukte poging tot iets fraais.’
In de roman ‘Studententypen’ uit 1841 van Johannes Kneppelhout komt het typetje ‘Flanor’ voor. Deze Flanor stond bekend om zijn humor, streken en gekkigheid waarbij zijn aard en fysieke gesteldheid onverwoestbaar waren. Volgens tijdgenoten was dit romanfiguur gebaseerd op Bakhuizen van den Brink. De naam Flanor werd later door Bakhuizens vriend Carel Vosmaer aangenomen voor zijn reeks ‘Vlugmaren’ in De Nederlandsche Spectator.
Op 20 september 1975 werd aan de gevel van het huis op Groenewegje 122, waar Bakhuizen van 1852 tot 1856 woonde, een plaquette onthuld. De ceremonie werd verricht door een verre collega van Bakhuizen, de algemeen Rijksarchivaris Mr. A. E. M. Ribberink. Ook was prof. dr. J.N. Bakhuizen van den Brink aanwezig, de kleinzoon van Reinier.
Het keramieken monumentje meet 50 x 35 cm en werd ontworpen door Olga Wiese.
De inscriptie luidt:
‘Gij die voorbij gaat, sta stil
en overdenk wat voorbij ging
en voorbij zal gaan en wat zal blijven.
Hier woonde van 1852 tot 1856 Dr. R.C.
Bakhuizen van den Brink, Rijksarchivaris’.
In Spoorwijk-Laakkwartier zijn veel straten vernoemd naar 19e-eeuwse schrijvers. Reinier Bakhuizen van den Brink wordt in Den Haag echter niet geëerd met een straatnaam. Wellicht werd Bakhuizen meer geroemd als archivaris des rijks dan als schrijver. Zelfs zijn vrouw schreef dit in de rouwadvertentie. De scherpe criticus Busken Huet voorspelde na de dood van Bakhuizen dat hij waarschijnlijk eerder om zijn karakter dan om zijn geschriften herdacht zou worden. En dan waren daar ook nog Reiniers bijna naamgenoten, Jan ten Brink, die vernoemd werd in de Jan ten Brinkstraat en de schilder Ludolf Bakhuizen die in 1899 vernoemd werd in de Bakhuizenstraat. En merdere soortgelijke namen in een stad is verwarrend.
Zie geschriften onder het tabblad Mengelwerk voor het complete overzicht.
Activiteit/Organisatie | Periode | Rol | Werken/Publicaties |
---|---|---|---|
De Muzen | 1834 | Stichter/Medewerker | – |
Jaarboekje Tesselschade | Onbepaald | Stichter/Medewerker | – |
De Gids | 1837-1846 | Redacteur (1838-1844) | Veel bijdragen, waaronder: Vondel met Roskam en Rommelpot, Trudeman en zijn wijf, Cartons voor de Ned. Geschied. |
De Kunst- en Letterbode | 1834 | Medewerker | – |
De Nederlandse Spectator | 1858-1865 | Medewerker | – |
Variae Lectiones ex Historia Philosophiae Antiquae | 1842 | Auteur | Uitgegeven in Leiden |
La retraite de Charles-Quint | 1850 | Auteur | Uitgegeven in ‘s-Gravenhage |
Het Huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saksen | 1853 | Auteur | Historisch-kritisch onderzoek, uitgegeven in Amsterdam |
Overzicht van het Ned. Rijks-Archief | 1854 | Auteur | 1e stuk, uitgegeven in ‘s-Hage |
Piscatio, Pêcherie, Visscherij | 1858 | Auteur | De ware betekenis van deze woorden gehandhaafd tegen Prof. M. de Vries, uitgegeven in ‘s-Hage |
Het Rijks-Archief. Verzameling van onuitgegeven oorkonden en bescheiden | 1857 | Mede-uitgever (met L. Ph. C. van den Bergh en J.K.J. de Jonge) | 1e deel, uitgegeven in ‘s-Hage |
Les Rubens à Siegen | 1861 | Auteur | Uitgegeven in ‘s-Gravenhage |
Isaac le Maire | 1865 | Auteur | Een voorlezing, uitgegeven in Amsterdam |
Rede ter nagedachtenis van Mr. John Bake | 1865 | Auteur | Uitgegeven in Amsterdam |
Studiën en Schetsen | 1860-1877 | Auteur | Verzamelde werken, uitgegeven in Amsterdam en ‘s-Gravenhage |
Geschriften, Necrologie en Terugdenkend
1834 | Beoordeeling van P.H. Tydeman’s Proeve eener lofrede op Fr. Hemsterhuis; in het tijdschrift De Muzen. (Amsterdam, 1834-35) bl. 97, 215, 379. Anoniem. Herdrukt II. 88-158 |
1834 | Beoordeeling van (N. Beets), Jose; in hetzelfde tijdschrift, bl. 218. Anoniem. |
1834 | Beoordeeling van: De werken en dagen van Hesiodus, naar het Grieksch door D.J. van Lennep; in hetzelfde tijdschrift, bl. 280. Anoniem. |
1837 | Culemborg. 1428 (Een verhaal); in Tesselschade, jaarboekje voor 1838, bl. 167. Anoniem. |
1837 | Vondel met roskam en rommelpot; in De Gids voor 1837. Mengel. bl. 161, 197, 277, 407. Anoniem. Herdrukt II. 1-86. |
1837 | Beoordeeling van: De Roos van Dekama door J. van Lennep; in De Gids voor 1837, Boekbeoord. bl. 331, 399. Anoniem. Herdrukt III. 27-59. |
1838 | Beoordeeling van W. Beckfords Vathek; in De Gids voor 1838, Boekbeoord. bl. 88. Anoniem. |
1838 | Beoordeeling van Pandora, lectuur enz. verzameld door Lublink Weddik; in De Gids voor 1838. Boekbeoord. bl. 246, 319 Anoniem. |
1838 | Beoordeeling van J. Geel’s Onderzoek en Phantasie; in De Gids voor 1838. Boekbeoord. bl. 461, 521. Anoniem. Herdrukt III. 60-95. |
1839 | Sivnert Sicke, door den schrijver van Culemborg (Een verhaal); in Tesschelschade, jaarboekje voor 1840, bl. 1. |
1839 | De verzoeking van den H. Antonius, door den schrijver van Culemborg; in hetzelfde jaarboekje bl. 190. Herdrukt III. 1-26. |
1839 | Brief van een negentigjarigen correspont aan de Redactie, over ons tegenwoordig tooneel; in De Gids voor 1839. Mengel. bl. 32. Onderteekend: Bonifacius. Herdrukt III. 106-115. |
1839 | Kritiek – Hyperkritiek – Onkritiek. Nalezingen op Labruyères ‘Des ouvrages de l’esprit’; in De Gids voor 1839. Mengel. bl. 116. Anoniem. Herdrukt III. 116-139. |
1839 | Beoordeeling van B. ter Haar’s Joannes en Theagenes; in De Gids voor 1839. Boekbeoord. bl. 149. Anoniem. |
1839 | Beoordeeling van Vondels Kleinere Gedichten, opgehelderd door Lulofs; in De Gids voor 1839. Boekbeoord. bl. 200. Anoniem. Herdrukt III. 96-105. |
1839 | Beoordeeling van Agneta van Kruininge door J.F. Bosdijk en De Graaf en zijn raad van W. van Rehburgh; in De Gids voor 1839. Boekbeoord. bl. 385, 425. Anoniem. |
1839 | Beoordeeling van Nederl. Muzen-Almanak; Aurora; Tesselschade, jaarboekjes voor 1840; in De Gids voor 1840. Boekbeoord. bl. 40, 90. Anoniem. Gedeeltelijk herdrukt III. 140-155. |
1840 | Redevoering over vaderlandsliefde; in De Gids voor 1840. Mengel. bl. 188. Anoniem. Herdrukt III. 161-180. |
1840 | Beoordeeling van: Engelschen te Rome door A.L.G. Toussaint; in De Gids voor 1840, Boekbeoord. bl. 133. Anoniem. |
1840 | Beoordeeling van De Boekanier door H.A. Meyer; in De Gids voor 1840, Boekbeoord. bl. 404. Anoniem. |
1840 | Beoordeeling van Nederl. Muzen-Almanak voor 1841; in De Gids voor 1841, Boekbeoord. bl. 42. Anoniem. Gedeeltelijk herdrukt III. 155-160. |
1841 | Personeel en Profaan. (Brieven aan Albert); in De Gids voor 1841. Mengel. bl. 269, 400. Anoniem. Herdrukt III. 181-229. |
1841 | Beoordeeling van Liedekens van Bontekoe door E.J. Potgieter; in de Gids voor 1841, Boekbeoord. bl. 460, 522. Anoniem. |
1841 | Beoordeeling van Dionis Chrysostomi Olympikos, edente Jac. Geel; in De Gids voor 1841, Boekbeoord. bl. 558, 609. Anoniem. |
1842 | Disputatio literaria inauguralis continens varias lectiones ex historia philosophiae antiquae, defensa Lugd. Batav. |
1842 | Beoordeeling van Het Noorden en het Oosten van J. van ’s Gravenweert; in De Gids voor 1842, Boekbeoord. bl. 26. Anoniem. |
1842 | Beoordeeling van: De Nichten, blijspel door den schrijver van de Neven (Helvetius van den Bergh) en Gesprekken over de Nichten door denzelfden; in De Gids voor 1842, Boekbeoord. bl. 432. Anoniem. |
1842 | Beoordeeling van Niebuhriana. Levensschets van B.G. Niebuhr enz.; in De Gids voor 1842, Boekbeoord. bl. 599. Onderteekend: v.d.B. |
1843 | Trudeman en zijn wijf. (Verhaal); in De Gids voor 1843, Mengel. bl. 1, 57, 110, 157. Anoniem. Herdrukt III. 230-306. |
1843 | Beoordeeling van Een ezel en eenig speelgoed door P. van Limburg Brouwer; in De Gids voor 1843, Boekbeoord. bl. 347. Anoniem. |
1843 | Beoordeeling van P.C. Hoofts Warenar, uitgeg. door M. de Vries; in De Gids voor 1843, Boekbeoord. bl. 534. Herdrukt III. 307-339. Onderteekend: B.v.d.B. |
1844 | Andries Bourlette. (Een hoofdstuk uit de geheime geschiedenis van den vrijheidsoorlog 1568); in De Gids voor 1844, Mengel. bl. 131, 175, 223. Herdrukt I. 283-380. Vergelijk B.’s Brief aan Bake van 1851. |
1844 | en 1845. Schetsen. op reis verzameld; in De Gids voor 1846, Mengel. bl. 271. Anoniem. Herdrukt III. 340-368. Vergelijk B.’s Brief aan Bake van 1851. |
1845 | Beoordeeling van: Hendrik van Brederode door M.C. van Hall, en Groen van Prinsterer’s Antwoord aan Van Hall; in De Gids voor 1845, Boekbeoord, bl. 267, 313, 427, 532. Herdrukt I. 87-236. Vergelijk B.’s Brief aan Bake van 1851. |
1846 | Cartons voor de geschiedenis van den Nederlandschen vrijheidsoorlog; in de Gids voor 1846, Mengel. bl. 423. 525, 598. Anoniem. Herdrukt I. 1-86. Vergelijk B.’s Brief aan Bake van 1851. |
1846 | Nasporingen op het Rijks-Archief te Weenen. (Verslag aan den Minister van buitenl. zaken). IV. 1-15. |
1847 | Nasporingen op het Rijks-Archief te Brussel. (Verslag aan den Minister van binnenl. zaken). IV. 16-72. |
1848 | Nicolaas de Hammes. Medegedeeld in ‘De Nederlanden onder Philips II door A. Borgnet, vertaald door J.v. Vloten’ (1852) bl. 264. Herdrukt I. 237-254. |
1848 | Notice sur le dixième dénier. In den Messager des sciences historiques etc. (Gand) 1848, 1849. Vertaald (Over den tienden penning). I. 381-493. |
1850 | La retraite de Charles V. Analyse d’un ms. espagnol contemporain par un religieux de l’ordre de S. Jerôme à Yuste. Bruxelles. M. Hayez. Uittreksel uit de ‘Comptes-rendus de la Commission roy d’histoire de Belgique.’ |
1851 | De bronnen voor de geschiedenis van den opstand tegen Spanje. (Mededeeling in eene wetenschappelijke vereeniging te Leiden.) IV. 376-383. |
1853 | Het Huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saxen historisch-kritisch onderzocht. Amsterdam, J. Müller. |
1853 | Beoordeeling van Tesselschade Roemers en hare vrienden (door J. van Vloten) in het Nederl. Athenaeum No. 4. Anoniem. Herdrukt IV. 357-62. |
1853 | David Jakobus van Lennep. In het Nederl. Athenaeum No. 8. Anoniem. Herdrukt IV. 363-75. |
1853 | Over de intreêrede van prof. M. de Vries te Leiden. In de Algemeene Konst- en Letterbode, Proefblad van 5 December. Onderteekend: B. |
1853 | Berigt bij de optreding van de nieuwe redactie van den Algem. Konst- en Letterbode in 1854. |
1854 | Overzigt van het Nederlandsche Rijks-Archief, 1e stuk, ’s Gravenhage, M. Nijhoff. |
1854 | De Confessie van den moordenaar. In den Algem. Konst- en Letterbode 1854 bl. 2, 10. Herdrukt met bijvoeging van oorspronkelijke stukken. I. 552-91. |
1854 | C.G. Mitscherlich. Aldaar bl. 26. Anoniem. Herdrukt III. 445. |
1854 | J.F. Oltmans. Aldaar bl. 41. Anoniem. Herdrukt III. 446. |
1854 | Beoordeeling van Johannes Brugman door W. Moll. Aldaar bl. 68. Onderteekend: v.d.B. |
1854 | David Schulz. Aldaar bl. 74. Anoniem. |
1854 | Bericht over Vattemare’s ruilstelsel. Ald. bl. 81. Anoniem. |
1854 | Brief omtrent de uitbreiding der K. Akademie. Aldaar bl. 94. Onderteekend: Q.N. |
1854 | Beneke. Aldaar bl. 118. Anoniem. Herdrukt III. 447-48. |
1854 | De boekerij van Pastoor van Steenwijk. Aldaar bl. 127. Onderteekend: v.d.B. Gedeeltelijk herdrukt III. 448-49. |
1854 | Beoordeeling van Aubéry du Maurier par H. Ouvré. Aldaar bl. 128. Onderteekend: v.d.B. |
1854 | Over Phil. de Marnix van E. Quinet. Ald. bl. 141. Anoniem. |
1854 | Over de ‘Costumes d’Amiens’ van Bouthors. Aldaar bl. 150. Anoniem. Herdrukt IV. 291-92. |
1854 | Over de verplaatsing van het Rijks-Archief. Aldaar bl. 165. Anoniem. |
1854 | Beoordeeling van Studiën über F. und L. von Aitzema von C.F. Wurm. Aldaar bl. 168. Onderteekend: R.C.B.v.d.B. Herdrukt IV. 292-95. |
1854 | Het Procès du Comte d’Egmont van De Bavay. Ald. bl. 206. Anoniem. Herdrukt IV. 295-98. |
1854 | Over de opheffing van het protest. Seminarium te Straatsburg. Aldaar bl. 237. Anoniem. |
1854 | Aankondiging van het Overzigt van het Nederl. Rijks-Archief. Aldaar bl. 293, Anoniem. |
1854 | G.J.A. baron de Stassart. Aldaar bl. 325. Anoniem. Herdrukt III. 449-50. |
1854 | Het Verslag der Redactie van het Nederlandsch Woordenboek. Aldaar bl. 386. Onderteekend v.d.B. Herdrukt III. 450-54. |
1854 | Aanwinst van het Rijks-Archief. Aldaar bl. 393. Anoniem. |
1854 | Brief over de uitbreiding der K. Akademie. Aldaar bl. 393. Onderteeekend: Q.N. |
1855 | Het Oost- en West-Indisch Archief te Amsterdam. In den Algem. Konst- en Letterbode 1855 bl. 10, 34, 60, 84. Onderteekend: v.d.B. Herdrukt IV. 73-103. |
1855 | Beoordeeling van Hubertus Duifhuis door Diest Lorgion. Ald. bl. 37. Anoniem. Herdrukt III. 454-57. |
1855 | G.C.F. Lücke. Cl. Harms. Aldaar bl. 66. Anoniem. |
1855 | Over Vattemare’s ruilstelsel. Aldaar bl. 105. Anoniem. |
1855 | Verslagen der vergaderingen van de letterkundige afdeeling der K. Akademie. Aldaar bl. 157, 194 enz. (Ook in de volgende jaren). Anoniem. |
1855 | Voorstel aangaande eene geschiedenis van den Nederlandschen Waterstaat, ingediend bij de Kon. Akademie van Wetenschappen. In de Verslagen, 1e deel (1856). Herdrukt IV. 104-124. |
1856 | K.F. Hermann. In den Konst- en Letterbode 1856 bl. 9. Anoniem. Herdrukt III. 457-58. |
1856 | F.W. Schneidewin. Aldaar bl. 33. Anoniem. Herdrukt III. 458-60. |
1856 | De Handschriften van Constantijn Simonides. Aldaar bl. 51. Anoniem. (Vergelijk bl. 58.) |
1856 | H. Heine. (Bericht van zijn overlijden). Aldaar bl. 57. Anoniem. Herdrukt III. 369-70. |
1856 | Over Vattemare’s ruilstelsel. Aldaar bl. 73. Anoniem. |
1856 | Heinrich Heine. Aldaar bl. 97, 114. Anoniem. Herdrukt III. 369-84. |
1856 | Engelsche vertaling der treurspelen van Vondel. Aldaar bl. 154. Anoniem. |
1856 | Kon. besluit betr. het Archiefwezen. Aldaar bl. 233. Anoniem. |
1856 | Stalen pennen. In De Navorscher, dl. VI bl. 267. Anoniem. |
1856 | Het Nederlandsche Rijks-Archief. Verzameling van onuitgegeven oorkonden en bescheiden voor de geschiedenis des vaderlands. Uitgeg. door B.v.d.B. enz. ’s Gravenhage, M. Nijhoff 1e Aflevering, waarin van B.v.d.B.: Eerste vergadering van de Staten van Holland. 19 Julij 1572. Herdrukt I. 494-550. |
1856 | Hetzelfde werk, 2e Aflevering waarin van B.v.d.B.: Hecmundensia (bl. 171-234). |
1856 | Voorwoord voor: Het jaar 1566 door M.L. van Deventer. ’s Gravenhage, M. Nijhoff. |
1856 | Bijdrage over den oorsprong en den aard der achterleenen in het graafschap Holland (onafgewerkt). In de Verslagen der K. Akademie, afd. Letterkunde, Dl. II. (1857). |
1857 | Over de Archives de l’Empire. In den Konst- en Letterbode 1857 bl. 41. Anoniem. |
1857 | Over het werk ‘Bavaria’, en over Duitsche poezy. Aldaar bl. 58. Anoniem. |
1857 | E.L.J.B. Gachet. Aldaar bl. 75. Onderteekend V.D.B. Herdrukt IV. 298-301. |
1857 | Naar aanleiding eener schilderij van Overbeck. Aldaar bl. 78. Anoniem. Herdrukt III. 462-65. |
1857 | Zittingen der Académie royale de Belgique. Aldaar bl. 77. Anoniem. |
1857 | Anton Günther. Aldaar bl. 82. Anoniem. Herdrukt III. 460-62. |
1857 | Johann Peter Fuchs. Aldaar bl. 89. Anoniem. Herdrukt IV. 301. |
1857 | Over Vattemare’s ruilstelsel. Aldaar bl. 121. Anoniem. |
1857 | Chr. Walz. Aldaar bl. 122. Anoniem. Herdrukt III. 465-66. |
1857 | Alfred de Musset. Aldaar bl. 145. Anoniem. Herdrukt III. 466-68. |
1857 | Beoord. van Een haagsche joffer door H.J. Schimmel; Jan Faessen door L. Mulder. Aldaar bl. 148, 154. Onderteekend V.D.B. Herdrukt III. 385-400. |
1857 | De Mémoires van Jean Rou. Aldaar bl. 153. Anoniem. Herdrukt IV. 302-4. |
1857 | Het afscheid van den hoogleeraar Bake en het curatorschap te Leiden. Aldaar bl. 169. Onderteekend Q.N. Herdrukt III, 468-72. |
1857 | Over ruiling van oorkonden tusschen Nederland en België. Aldaar bl. 305. Anoniem. |
1857 | J.F. Boissonade. Aldaar bl. 314. Anoniem. Herdrukt III. 472-74. |
1857 | Over de uitgave der Stukken betr. den Hondsbossche en duinen te Petten. Aldaar bl. 322. Anoniem. |
1857 | W.H. Warnsinck Bz. Aldaar bl. 337. Anoniem. Herdrukt III. 474-75. |
1857 | Gerrit de Clercq. Aldaar bl. 345. Anoniem. Herdrukt III. 475-77. |
1857 | Slingelandts papieren. Aldaar bl. 377. Anoniem. Herdrukt IV. 304-6. |
1857 | Inleiding voor de vertaling van Motley’s werk: De opkomst van de Nederl. republiek. ’s Gravenhage, Van Stockum. |
1858 | De laatste gravin van Megen. In den Konst- en Letterbode 1858 bl. 25. Anoniem. Herdrukt IV. 306-8. |
1858 | Beraadslaging in de Akad. van wetensch. over de uitgave van het Nederl. Charterboek. Ald. bl. 29-31. Anoniem. Vergelijk over die uitgave waaraan B.v.d.B. den eersten stoot gaf de Verslagen der vergaderingen van de Afd. Letterkunde der K. Akademie. Dl. III bl. 181, 235, 261, 295; Dl. IV bl. 16; en hierna op het jaar 1860. |
1858 | Bericht betr. Motley. Ald. bl. 33. Anoniem. |
1858 | Over de oprichting eener handels-akademie te Weenen. Ald. bl. 34. Anoniem. |
1858 | Strijd tusschen Cureton en Harvey over de uitgave van Irenaeus. Ald. bl. 42. Anoniem. |
1858 | J.W. IJntema en de Vaderlandsche Letteroefeningen. Ald. bl. 65. Anoniem. Herdrukt III. 478-80. |
1858 | De leermethode van het Grieksch te Parijs. Ald. bl. 65. Anoniem. |
1858 | De Benedictijnen van St. Maur. Ald. bl. 97. Anoniem. |
1858 | Over Vattemare’s ruilstelsel. Ald. bl. 121. Anoniem. |
1858 | De ‘Documents’ uitgeg. door Cuypers. Ald. bl. 129. Anoniem. |
1858 | Joachim Lelewel. Ald. bl. 145. Anoniem. |
1858 | De ‘Societé pour la publication des Mémoires relatifs à l’histoire de la Belgique.’ Ald. bl. 24. Ondert. R.C.B.v.d.B. Herdrukt IV. 308-19. |
1858 | Beoord. van A. Lacroix uitgave der ‘Apologie de Guillaume de Nassau.’ Ald. bl. 277. Ondert. B.v.d.B. |
1858 | Zittingen der Académie roy. de Belgique. Ald. bl. 286. Anoniem. |
1858 | Over de vacature bij de juridische faculteit te Leiden. Ald. bl. 321, 393. Anoniem. |
1858 | Congres over den letterkundigen eigendom te Brussel. Ald. bl. 331, 339, 346, 363, 371, 401. Ondert. R.C.B.v.d.B. |
1858 | Joseph Chmel. Ald. bl. 409. Anoniem. Herdrukt IV. 319-22. |
1858 | Piscatio, Pêcherie, Visschery. De ware beteekenis dezer woorden gehandhaafd tegen Prof. M. de Vries. ’s Gravenhage, M. Nijhoff. (Beoordeeld door J.d.W.v.C. Konst- en Ltb. 1859 bl. 12.) |
1858 | De uitgave van bronnen en bouwstoffen voor de Nederlandsche krijgsgeschiedenis. Rapport uitgebracht in de vergadering der afd. Letterkunde van de K. Akademie, den 14 Juni op een voorstel van den heer Knoop. Zie de Verslagen, dl. III bl. 332, 355, dl. IV bl. 16, 49, 83. Herdrukt IV. 125-160. |
1859 | A.G.B. Schayes. In den Konst- en Letterbode 1859 bl. 17. Herdrukt IV. 322-24. |
1859 | Bettina von Arnim. Aldaar bl. 50. Anoniem. Herdrukt III. 481-83. |
1859 | C. von Rommel. Aldaar bl. 57. Anoniem. Herdrukt IV. 324-25. |
1859 | C.F. Wurm. Aldaar bl. 65. Anoniem. Herdrukt IV. 325-27. |
1859 | Twee veilingen van handschriften. Aldaar bl. 132. Anoniem. Herdrukt IV. 327-34. |
1859 | H. von Sybel’s tijdschrift en het Czechisme. Aldaar bl. 185. Anoniem. Herdrukt IV. 334-39. |
1859 | Het monument voor Egmont en Hoorne. Aldaar bl. 217. Anoniem. Herdrukt IV. 339-43. |
1859 | Jacob van Wesenbeke, de publicist van den Nederlandschen opstand. (Naar aanleiding van Rahlenbeck’s uitgave zijner Mémoires.) Met bijvoegsel en met de aankondiging van Rahlenbeck’s arbeid door prof. Fruin herdrukt I. 255-81. |
1859 | Zittingen der Académie roy de Belgique. Ald. bl. 405. Anoniem. |
1859 | Slotwoord van de Redactie. Ald. bl. 417. |
1859 | Prent van het turfschip van Breda. In De Navorscher, IXde deel bl. 34, ondert. Scrutando. |
1860 | Thomas Babington Lord Macaulay In ‘De Nederlandsche Spectator’ 1860 bl. 25, 43, 59, 74, 82. Onderteekend B.v.d.B. Herdrukt IV. 161-196. |
1860 | W.M. Leake. Ald. bl. 27. Anoniem. Herdrukt III. 483-84. |
1860 | Ernst Moritz Arndt. Ald. bl. 35. Onderteekend B.v.d.B. Herdrukt III 484-89. |
1860 | De voortzetting der Acta Sanctorum. Anoniem. Herdrukt IV. 343-45. |
1860 | Fuss. Aldaar bl. 65. Anoniem. Herdrukt III. 489-91. |
1860 | Van Zuylen’s Inventaris der Archieven van ’s Hertogenbosch Aldaar bl. 81. Anoniem. |
1860 | F.W. von Thiersch. Aldaar bl. 81. Anoniem. Herdrukt III. 491-94. |
1860 | Champagney. Aldaar bl. 129. Onderteekend B.v.d.B. Herdrukt IV. 345-47. |
1860 | De vacature in den Hoogen Raad (Pluksel). Aldaar bl. 143. Anoniem. |
1860 | F.W.K. Umbreit. Aldaar bl. 210 Anoniem. Herdrukt. III. 494-97. |
1860 | Protest! (Naar aanleiding van Molster’s Liederen en gebeden, vijfde druk). Aldaar bl. 277. Anoniem. Herdrukt III. 497-501. |
1860 | De Staatsbegrooting voor 1861 in verband met onderwijs, kunst en wetenschap. II-IV. Aldaar bl. en 1861 bl. 34, 61. Anoniem. |
1860 | Rapport der Commissie voor het Ned. Charterboek. In de Verslagen der afd. Letterkunde van de Kon. Academie, dl. V. bl. 209-232. Vergelijk op het jaar 1858. – Het tweede rapport door B.v.d.B. uitgebracht in de vergadering der Akademie van 19 Maart 1861, is alleen geresumeerd in de Verslagen, dl. IV. bl. 185-87. Zie verder op 1863 en 1864. |
1861 | Les Rubens à Siegen. Ma réponse à MM. le Dr. Ennen et B.C. du Mortier. La Haye, M. Nijhoff. |
1861 | Rapport der Commissie tot onderzoek naar den toestand der Groote of Loterijzaal te ’s Gravenhage. (Met Baron Sloet van de Beele.) In de Verslagen der Afd. Letterkunde van de Kon. Akademie, dl. V bl. 275-294. |
1861 | Nog een woord over de restauratie van de Groote Zaal te ’s Gravenhage. In De Ned. Spectator 1861. bl. 185. Anoniem. Herdrukt IV. 347-55. |
1861 | Schaffarik. Ald. bl. 218. Anoniem. Herdrukt III. 502-4. |
1861 | Laatste berigten omtrent de Groote Zaal. Aldaar bl. 298. Anoniem. Herdrukt IV. 356. |
1861 | De Staatsbegrooting voor 1862 in verband met onderwijs, kunst en wetenschap. II, III. Ald. bl. 381, 389. Anoniem. |
1861 | Hautes nouveautés. Ald. bl. 403. (Pluksel.) |
1862 | Periculum in mora. Ald. bl. 403. (Pluksel.) |
1862 | Een leerstoel voor het Sanskriet te Leiden. Ald. bl. 49, 137. Anoniem. Herdrukt III. 504-8. |
1862 | Zittingen der Akademie van Wetenschappen. Ald. bl. 49, 121, 181. Anoniem. |
1862 | Een bok enz. Ald. bl. 79, 87. (Pluksel.) |
1862 | Nieuwe uitgave der ‘Acta Sanctorum.’ Ald. bl. 89. Anoniem. |
1862 | De Confessie van Balthazar Gerard. Ald. bl. 105. Onderteekend B.v.d.B. |
1862 | Justinus Kerner. Ald. bl. 145. Anoniem. Herdrukt III. 508-9. |
1862 | De herkomst van Karel den Groote. Ald. bl. 179. Anoniem. |
1862 | De perron van Luik. Ald. bl. 183. (Pluksel.) |
1862 | De Staatsbegrooting voor 1863 in verband met onderwijs, kunst en wetenschap. Ald. bl. 361. Anoniem. |
1862 | Lublink Weddik. – Brester. Aldaar bl. 410. Anoniem. Herdrukt III. 509-13. |
1863 | Rapport omtrent het Ned. Charterboek. In de Verslagen der K. Akademie, Afd. Letterkunde. Dl. VII. bl. 250 -260. |
1863 | F.C. de Greuve. Anoniem. In De Ned. Spectator, 1863, bl. 169. Herdrukt III. 513-17. |
1863 | Request van Balth. Gerard aan Prins Willem onder den naam van François Guyon. (6 Mei 1584). Ald. bl. 211. Onderteekend B.v.d.B. Vgl. ald. bl. 219. |
1863 | Zittingen der Akademie van Wetensch. In de Ned. Spectator. 1863. bl. 305, 338. |
1864 | Rede ter nagedachtenis van Mr. John Bake. (Amsterdam, Van der Post) Herdrukt III. 401-444. |
1864 | Rapport omtrent het Ned. Charterboek. In de Verslagen der afd. Letterkunde. Dl. VIII. bl. 163-172. |
1864 | Zittingen der Akademie van Wetensch. In de Ned. Spectator. 1864. bl. 1, 26, 145, 225, 305. |
1865 | Markerhoofd. In De Vrije Fries, N. Reeks, Dl. IV (1865). Herdrukt IV. 197-224. |
1865 | Isaac Lemaire. (Eene voorlezing.) In De Gids 1865. Dl. IV. Herdrukt IV. 225-229. |
1865 | Zittingen der Akademie van Wetensch. In de Nederl. Spectator. 1865. bl. 89, 129, 169, 361. |
‘Een klacht gaat ons uit ’t hart bij het afsterven van den man, die onzen kring door zijn genialen geest zoo dikwerf bezielde, die zoo menigmalen ons boeide door zijn schitterend vernuft, zijn verbazende kennis, zijne groote gaven van hart en gemoed. Ook in onzen kring, als in zoovelen, blijft zijne plaats ledig, en, om een beeld te gebruiken dat hem lief was, vruchteloos zal men zoeken naar dengene, die de slippen van den mantel, hem van de breede schouderen gevallen, kan opnemen. Wat groote geest is daar heengegaan!
Machtig door een stalen geheugen, door kunstenaarsgave van combineren en scheppen, een geest even grootsch in zijn breedheid als in zijn diepte. Het gevoel bevangt ons alsof wij een voortreffelijk kunstwerk vernield voor ons zagen. Een kunstwerk mogen wij zeggen, want zelden was met zoo reusachtige geleerdheid, zooveel frischheid, zooveel smaak, zooveel kunstzin vereenigd tot een meesterlijk geheel. En bij vele tekortkomingen, welke groote eigenschappen van karakter. Grootmoedig, onpartijdig en humaan, kinderlijk gevoelig en met een gemoed voor vriendschap ten allen tijde geopend, wist hij ieders verdienste te waarderen en uit den overvloed van zijne kennis raad en daad te verschaffen aan wie ze begeerde.
Wars van uiterlijken schijn, van laatdunkende middelmatigheid, van wat bekrompen en kleingeestig is, streed hij steeds voor alles wat edel is op het gebied van den geest, hetzij zelf scheppend — en nooit schreef hij, gelijk hij zelf getuigen mocht, dan gedrongen door volheid van hoofd en hart, — hetzij anderen bezielend door de zeldzame gave van zijn woord vruchtbaar te doen zijn. Dat alles hebben wij in hem liefgehad; zoo hebben wij hem vele jaren gekend, met zijn prachtigen luim, zijn gulheid, met al dien rijkdom van diepe en smaakvolle kennis, als stromen van levend water opwellende uit zijn wondervollen geest.
Geen begrip van menschelijke nietigheid, maar veeleer het fiere besef van de grootschheid des geestes bezielt ons bij zijn graf. Wat Bakhuizen heeft gewrocht gaat niet voorbij, want hij heeft gearbeid voor het hoogste, voor de waarheid. Voor haar heeft hij allen willen ontvlammen, in hare dienst heeft hij humaniteit en wijsheid, de diepten der kennis, de grootheid der kunst, den adel des geestes met zijn bezielend woord gepredikt en bevorderd. Zóó leeft zijne merkwaardige persoonlijkheid in onze dankbare herinnering.’ ([C. Vosmaer],
‘Welk een onderscheid. Toen was daar ook deelneming — maar van een beperkte kring. Beynen sprak toen op Bakhuizens graf en zei o.a. “hij is toch een gedoopte Christen”. Wij waren toen ook zeer getroffen door Bakhuizens dood en gemis, en stonden er geroerd, naar de omstandigheden — zijn bohemers leven, zijn berooide toestand, het wilde in dit groote denkersleven — alles maakte dat slechts weinige vrienden er waren; geen algemeene deelneming; geen bloemen; een armelijk graf.
Er was iets pijnlijks dat een grootsche geest zo heenging — door ontstentenis van zeker maatschappelijk moreel gehalte. Als kunstenaar en geleerde was hij anders zoo moreel als iemand zijn kan; daar was waarheid en kunst hem heilig boven alles. —