Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Aan het (huidige) einde van de Wassenaarseweg werd in 1942-1943 een Polizeikazerne gebouwd. In 1948 werd de naam officieel gewijzigd in Prinses Julianakazerne.
Aan het (huidige) einde van de Wassenaarseweg werd in 1942-1943 een Polizeikazerne gebouwd naar ontwerp van de Duitse architect Karl Gonser in de stijl van de Stuttgarter Schule. In 1948 werd de naam officieel gewijzigd in Prinses Julianakazerne.
Aan de rand van de landgoederen Oosterbeek en Clingendael stond de boerderij Het Uilennest.
In 1939 stelde de gemeente voor deze omgeving een bestemmingsplan op dat voorzag in de bouw van de woonwijk Clingendael. Op de plaats van Het Uilennest had volgens dit oorspronkelijke bouwplan een flat met particuliere woningen of een gebouw voor huisvesting en verzorging van onvolledige gezinnen en/of alleenstaanden moeten komen. De boerderij werd door de Koninklijke Landmacht in 1939 tijdelijk in gebruik genomen als herstellingsoord voor paarden. De Tweede Wereldoorlog gooide echter roet in het eten.
Gedurende het eerste jaar van de Duitse bezetting, die in mei 1940 begon, kreeg het gebouw dezelfde bestemming als het had onder het Nederlandse leger: een Wehrmacht Pferde-Lazarett (paardenhospitaal). Echter, al in 1941 veranderden de plannen en werd dit gebied bestemd voor de huisvesting van een onderdeel van de Ordnungspolizei.
De ligging van het terrein was ideaal vanwege de directe ontsluiting aan de Wassenaarseweg en de verbinding met de uitvalsweg richting Wassenaar en Leiden. Daarnaast lag het perceel in de nabijheid van het woonhuis van de Rijkscommissaris van Nederland, Seyss-Inquart, op Clingendael.
Voor het ontwerp van het gebouw werd de Duitse architect Karl Gonser ingeschakeld. Tijdens de Duitse bezetting was Gonser betrokken bij een groot aantal militaire bouwprojecten in Nederland. Hij was een aanhanger van de Stuttgarter Schule, een stroming die geïnspireerd was op de traditionele Duitse plattelandsarchitectuur, zoals die te vinden is in boerenhoven en kasteelachtige gebouwen. Deze stijl is duidelijk zichtbaar in de kazerne.
Het terrein aan de Thérèse Schwarzestraat werd omgeven door een gracht. De stenen bruggen over het water en de bastionvormige hoeken van de gemetselde grachtmuren gaven het geheel een kasteelachtig, maar ook boerderijachtig karakter.
De bouwwerkzaamheden werden in de eerste maanden van 1943 afgerond. Het hoofdgebouw werd gebruikt voor legering en kantoorfuncties, terwijl het bijgebouw diende als stalling voor paarden, materieel en auto’s.
De bouw van het project vond grotendeels plaats zonder betrokkenheid van de gemeente ‘s-Gravenhage. Hoewel de gemeente als belanghebbende op de hoogte werd gehouden, had zij geen invloed op de besluitvorming. Volgens het Landoorlogreglement was de Nederlandse overheid verplicht om de civiele instanties van de bezetter, inclusief de politieorganisaties, van huisvesting te voorzien.
Aan het einde van de oorlog, begin mei 1945, werd het terrein voor de kazerne door de geallieerden gebruikt om voedselpakketten op te droppen. De Duitsers vertrokken een dag later.
Voor de verbouwing
2016
De Irenebrigade was een Nederlands legeronderdeel dat bestond uit naar Engeland gevluchte Nederlanders en speelde een rol bij de bevrijding van Nederland.
Direct na de oorlog werd de stafcompagnie van deze brigade gelegerd in de Polizeikaserne. De naam van de kazerne werd aanvankelijk veranderd in Clingendaalkazerne, maar werd kort daarna gewijzigd in Irenekazerne.
Op 13 juli 1945 werd de Irenebrigade op deze kazerne ontbonden. Na het vertrek van de Irenebrigade toonden zowel de generale staf als de Koninklijke Marine interesse in het leegstaande pand. Uiteindelijk kreeg de generale staf toestemming om het voormalige Duitse pand te betrekken.
Sinds de negentiende eeuw kregen Haagse kazernes de naam van een lid van het vorstenhuis, wat ook gold voor de Julianakazerne vanaf 1948. Deze naamgeving symboliseerde de historische band tussen de landmacht en het Huis van Oranje.
Er ging echter veel discussie aan vooraf. De kazerne was immers door de Duitse bezettingsmacht gebouwd, en sommige Nederlanders vonden het ongepast om deze te vernoemen naar een lid van het Koninklijk Huis of een andere verdienstelijke Nederlander. Uiteindelijk nam de verantwoordelijke minister de beslissing.
In 1984 werd de band met het Koninklijk Huis verder versterkt door de grote zaal op de begane grond te hernoemen naar de Prins Bernhardzaal.
In de navolgende jaren werden met name in het interieur bouwkundige aanpassingen doorgevoerd. Het stalgebouw werd intern ingrijpend gewijzigd ten behoeve van nieuw ingebrachte kantoorruimte.
In het interieur van het hoofdgebouw bleven het centrale trappenhuis en de voormalige kantine/toneelzaal (later de Prins Bernhardzaal, nu het Bernhard loft) de meest authentieke ruimten. Een bijzonder kenmerk is de volledig betonnen kapconstructie, die met hoofdgebinten lijkt op een versteende kopie van de houten kapconstructies van grote boerenschuren.
In 1987 begon de laatste grote verbouwing waarbij vrijwel het gehele interieur van de kazerne werd vernieuwd. Hierbij werd alles zoveel mogelijk aangepast aan de eisen van de tijd, maar met behoud van de oude elementen, zodat het authentieke karakter van het gebouw zoveel mogelijk bewaard bleef.
In het najaar van 2005 werd besloten om veel onderdelen van de krijgsmacht buiten de Haagse regio te vestigen. Door deze reorganisaties binnen de landmacht en de Koninklijke Marechaussee veranderde de functie van de kazerne geleidelijk naar die van een directiekantoor. De laatste ‘binnenslapers’ van de stafcompagnie waren al in 1976 verhuisd van de Prinses Julianakazerne naar de Alexanderkazerne in Den Haag.
Overigens was er in de stad nog een naar prinses Juliana vernoemde kazerne. Het ging hier om een noodgebouw dat in 1916 in de Bachmanstraat was opgetrokken voor de internering van Britse militairen. Zij waren tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) in het neutrale Nederland terechtgekomen. Rond 1923 werd deze kazerne afgebroken.
Waarschijnlijk staat de grootste bunker van de Stützpunktgruppe Scheveningen in Clingendael. Deze reusachtige bunker, gereed begin 1943, was ontworpen door het architectenechtpaar Gonser. De bunker lag op een steenworp afstand van het landgoed van Seyss-Inquart en vlakbij de kazerne. Het gebouw was zo groot dat zelfs bewapeningsminister Albert Speer zich met de bunker bemoeide. Hij noemde het buitenproportioneel groot.
De bunker in Clingendael was volledig geïntegreerd in een schijngebouw met bakstenen muren en een hoog zadeldak bedekt met pannen. Op de camouflagemuur waren vensters geschilderd om het geheel op een noodkerk of ziekenhuis te laten lijken. Een spionagerapport van 30 maart 1945 beschreef ‘de bunker der Rijkscommissaris’ als goed gecamoufleerd.
In 1944 nam een Sonderkommando de hallen van de bunker in gebruik voor de assemblage en opslag van V2-raketten, die later vanuit deze omgeving werden gelanceerd.
Exclusief de dubbele keuken van het type 645 aan de noordoostkant beslaat het omhulsel van de bunker een grondvlak van 60 x 30 meter. De bunker heeft een grondvlak van circa 50 x 20 meter. De nokhoogte van het zadeldak ligt circa 15 meter boven het maaiveld.
Na de oorlog ontstonden vanaf 1948 spanningen in Europa als gevolg van de Russische blokkade van Berlijn. Hierop werd besloten dat de bunker in crisissituaties als onderkomen zou dienen voor de Generale Staf, waardoor de bunker nooit werd afgebroken.
Het park Oosterbeek ligt binnen de gemeente Wassenaar, maar de grond werd in 1953 gekocht door de gemeente Den Haag. Hierdoor bevindt de bunker zich op Haagse grond binnen de gemeente Wassenaar, terwijl de Prinses Juliana Kazerne op volledig Haags grondgebied ligt.
De Prinses Julianakazerne is niet langer in gebruik bij de landmacht en werd in 2016 door het Rijk verkocht. De Haagse Stichting Maasbach Wereldzending toonde interesse in het pand voor hun hoofdkantoor, maar de gemeente Den Haag wees dit plan af. In plaats daarvan werd het complex omgebouwd tot herenhuizen en appartementen en kreeg het de nieuwe naam Julia’s park.
Bouw van het complex als Polizeikaserne voor de Duitse Ordnungspolizei gedurende de Tweede Wereldoorlog.
Na de bevrijding neemt de Nederlandse Koninklijke Landmacht het complex in gebruik en wijzigt de naam officieel in Prinses Julianakazerne
De Landmacht gebruikt de kazerne als hoofdkwartier
Landmacht verhuisd naar een nieuw hoofdkwartier (Kromhoutkazerne in Utrecht), waarna het Haagse complex leeg komt te staan
Juliana complex wordt ontruimd en overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf
Start van verkoop en toekenning van een woonbestemming door de gemeente Den Haag.