Postmuseum

Het Nederlandsche Postmuseum werd op 18 mei 1929 opgericht bij wet, getekend door koningin Wilhelmina. Het museum was vanaf het begin bedoeld voor postzegels, posthistorie, filatelie, telegrafie en telefonie.

Na de introductie van de eerste postzegels in Engeland in 1840, begon al snel het verzamelen ervan. Filatelisten in die tijd streefden ernaar om alle wereldwijd uitgegeven postzegels te verzamelen. De eerste typen bleven namelijk lang geldig en werden alleen vervangen bij specifieke gebeurtenissen, zoals de opvolging van het staatshoofd.

Pieter Waller

De tienjarige Pieter Waller startte in 1879 met zijn postzegelverzameling. De vermogende Waller maakte zijn hele leven gebruik van bedrijfsarchieven en contacten binnen het handelsmilieu om zijn collectie uit te breiden.

Ministerie voor kunst

In 1918 richtte de regering een afzonderlijk Ministerie voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op om opvoeding, onderwijs en cultuurdeelname krachtiger te stimuleren.Daarna werden musea en geschiedkundige organisaties opgericht, wat het nationale gevoel na de Eerste Wereldoorlog versterkte en zorgde voor een grotere aandacht voor de nationale en regionale geschiedenis.

Geschenk en voorwaarden

In een brief van 25 april 1924 bood Pieter Waller, vijftig jaar nadat hij was begonnen met zijn postzegelhobby, zijn uitgebreide collectie postzegels, historische verzameling over het postwezen en bijbehorende bibliotheek aan de Nederlandse Staat aan. Zijn twee beweegredenen waren om te voorkomen dat zijn verzameling naar het buitenland zou verdwijnen of zou uiteenvallen.Maar ook om bij te dragen aan de oprichting van een nationaal Postmuseum. Het geschenk ter waarde van 100.000 gulden werd met beide handen aangegrepen (800.000 Euro nu).

Voorzichtig begin

Het museum was nauw verbonden met het Staatsbedrijf der PTT, dat zorg droeg voor de ruimtelijke, personele en financiële ondersteuning. Hierdoor viel het museum indirect onder het Ministerie van Waterstaat. Het personeel werd aangespoord om voorwerpen en documenten, zowel oud als recent, te verzamelen die relevant waren voor de verschillende diensten.Er waren slechts drie medewerkers, de directeur, Tresling , Pieter Waller die zijn geschonken postzegelverzameling catalogiseerde en de heer Nifterik die hetzelfde deed.

Het bedrijfsmuseum van de PTT begon in 1929 bescheiden in twee kantoorvertrekken van het nieuwe Hoofdbestuursgebouw aan de Kortenaerkade.Voor 10 cent konden mensen vanaf 12 november 1930 iedere woensdag en donderdag historische voorwerpen zien, waaronder posthistorische objecten en de postzegelverzameling van Pieter Waller. De collectie omvatte verder een wijzertelegraaf uit 1845, telefoonapparaten van rond 1880 en diverse objecten met betrekking tot postvervoer.

Onbestelbare brieven

Het museum richtte zich niet alleen op de geschiedenis van de PTT, maar ook op de bredere Nederlandse berichtengeschiedenis. De Haagse postmeester Simon de Brienne (overleden in 1707) bewaarde onbestelbare brieven (rebuten) in een koffer, in de hoop later alsnog het port te kunnen innen. Deze koffer, gevuld met brieven vanaf het eind van de 17de eeuw, bleef bewaard.De koffer met inhoud werd nog voor de officiële oprichting van het museum in 1926 door het Ministerie van Financiën overgedragen aan het museum.Op de gang bevonden zich een modelstoomboot en wapen-borden van post- en telegraafkantoren.

Onder de opvallende stukken bevonden zich verder een authentieke hondenkar en een hittenwagen, die een inkijk gaven in de transportmethoden van vroeger. Maar ook eenoude Siemens telefoon uitgerust met een fluit. De PTT was een overheidsbedrijf en daarom werd ook een foto van koningin Wilhelmina en prinses Juliana die bij een radiotoestel van Philips tentoongesteld. Kortom, een allegaartje aan museumstukken.

In de eerste zeven weken bezochten 101 mensen het museum.

Groei

Het museum groeide in de jaren 1930 uit zijn jasje. Het bestuur vond daarom in 1938 een nieuwe opslagplaats aan de Maziestraat, en in 1941 een winkel aan de Hogewal, recht tegenover het kantoor aan de Kortenaerkade. Maar dit waren noodoplossingen. Er was behoefte aan een groter pand.

Kasteel de Binckhorst

Kasteel Binckhorst in de Binckhorst stond in de jaren 1930 al een tijdje leeg. De Commissie voor Plaatselijke Werken en Eigendommen overwoog hierop om het kasteel te gebruiken als museum, met name voor het Postmuseum, dat nog steeds in het PTT-kantoor aan de Kortenaerkade was gevestigd. Dit plan werd echter snel verlaten omdat de industriële omgeving van de Binckhorst ongeschikt was voor museumbezoekers.

Koninklijke Bazar

In 1843 werd op de Scheveningseweg (nu Zeestraat) de Groote Koninklijke Bazar gesticht. De Grand Bazar Royal verwierf snel faam in Den Haag. De zaken bloeiden en de winkel werd geleidelijk uitgebreid met thematische zalen en tuinen, zoals de Japanse Zaal en de Turkse Tuin. Het assortiment was divers en omvatte onder andere oosterse snuisterijen, schilderijen en lampionnen. Daarnaast werden er kunstvoorwerpen, zeldzaamheden en een uitgebreide verzameling oudheden aangeboden. Het bedrijf floreerde tot 1927 waarna het failliet ging als gevolg van de concurrentie met moderne winkels zoals de Bijenkorf.

PTT

In 1930 kocht de PTT het voormalige gebouw van de Koninklijke Bazar aan de Zeestraat 80-82om er ‘Tico’, decentrale telefoonincassodienst te vestigen.

In 1946 kreeg het oude, statige pand een nieuwe bestemming: het werd het thuis van het Postmuseum. Het volgende jaar was een jaar van leeghalen en inruimen; de zalen aan de Hogewal werden ontruimd, en andere delen van het museum volgden snel. Na een paar jaar van intensieve voorbereidingen, opende het gebouw aan de Zeestraat op 9 maart 1949 haar deuren voor het publiek. Men had gehoopt de noodzakelijke verbouwing te kunnen voltooien zonder de deuren te sluiten, maar uiteindelijk moest het museum toch bijna een jaar dicht.

Heropening

Het wachten was echter niet voor niets. Op 18 juli 1952 heropende het 500 m2 grote museum met een grootse viering: een expositie gewijd aan het ‘Eeuwfeest Rijkstelegraaf’, waarbij al binnen een week de rol papier van de telegraaf werd gestolen.

Na deze expositie kregen de permanente collecties eindelijk hun plek in dit geheel gemoderniseerde gebouw, dat nu volledig voldeed aan de eisen van een modern museum. Twee maanden later werd al de vijftienduizendste bezoeker geteld.

Scholieren

Opvallend aan de presentatie van het museum in die tijd was het grote aantal werkende apparaten, zoals een telefooncentrale, sorteermachine, stempelmachines, telex en telefoons. Daarnaast werden er demonstraties en rondleidingen gegeven, wat zeer modern was voor de jaren 1950. De meeste Haagse scholieren bezochten het museum als onderdeel van hun onderwijsprogramma. Bij elkaar ongeveer 60.000 bezoekers per jaar.

Rijmpje Een anoniem gedichtje uit de jaren 1930, gepubliceerd in een krant, weerspiegelt de geschiedenis van het gebouw.

Bazarstraat
Is van Boer
Dat ’s gelogen, Boer, die is weg, hoor wel
Het is — kijk uit je ogen De Russische Kapel
Is het van de bolsjewieke?
Zoo vroeg een derde daar
(Dat was m’ook een kwieke!)
G’loof mij intussen maar!
Van Boer’s bazar of kerken
Is dit gebouwtje los,
’t Is pakhuis en daar werken
De knechts van Tante Pos! Verbouwingen Jaren 1950

In 1951 werden de panden aan de Bazarstraat 1a, 9 en 11 betrokken in een ingrijpende verbouwing die zich hoofdzakelijk tot de begane grond beperkte, waarbij het oorspronkelijke karakter van de voormalige Koninklijke Bazar intact bleef. De aanpassingen in de voorgevel omvatten het wijzigen van de grote ramen en het verwijderen van de entree met rondboog. De achterliggende bebouwing werd echter volledig vervangen.

Jaren 1980

Tijdens de verbouwing vanaf 1 oktober 1981 vonden grote veranderingen plaats, zoals de installatie van een nieuwe entree. De bebouwing uit de jaren 1950 werd echter weer vervangen en uitgebreid, onder andere omdat een museumdepot ontbrak. Op 2 oktober 1985 werd het museum door prins Bernhard heropend.

Theosofen

In 1992 werd het museum weer groter met de toevoeging van de ’theosofentempel’, een gebouw uit 1914 dat aan het museum grenst. Zeg maar tussen de Zeestraat en De Ruijterstraat. Het pand werd oorspronkelijk gebruikt als rituele ruimte voor de theosofische vereniging, maar ook vrijmetselaars en rozenkruisers maakten er gebruik van.

Splitsing

Na de splitsing van het post- en telecombedrijf Koninklijke Nederland in 1998 in KPN en TPG Post, werd ook het museum verzelfstandigd en hernoemd tot Museum voor Communicatie. Het museum richtte zich vanaf dat moment breder op communicatie, niet alleen op post, filatelie en telecom.

Tentoonstellingen belichtten vanaf dat moment communicatie vanuit gebruikersperspectief: het gebruik van communicatiemiddelen, de boodschap die wordt overgebracht, en de betekenis van communicatie in het dagelijks leven. De kindertentoonstellingen bleven populair, maar het bezoekersaantal ging dalen.

21e eeuw

Toen de PTT in 1998 werd verzelfstandigd, ontving het museum een bruidsschat van 75 miljoen gulden voor het ‘Museumfonds Zeestraat 80’. Dit bedrag was bedoeld om de verwachte tekorten van het museum te compenseren door de rente die het kapitaal zou genereren. Echter, in 2015 kwam men tot de ontdekking dat het fonds flink was geslonken en dat zonder ingrijpende veranderingen, het stoffige museum binnen enkele jaren zou kunnen verdwijnen.

Dure verbouwing

In een poging het tij te keren, onderging het museum in 2016-2017 een grote verbouwing onder leiding van een nieuwe directeur. Het gebouw werd multifunctioneel gemaakt, inclusief de toevoeging van een zalencentrum. Dit was echter een kostbare operatie die ruim 11 miljoen euro kostte, een bedrag dat het museum niet kon opbrengen. Als oplossing werd het gebouwencomplex verkocht aan een makelaar voor 5,8 miljoen euro en huurde het museum het pand terug. Op3 november 2017 werd het museum dat nu COMM heette opnieuw geopend voor het publiek.

De grote aanpassingen leidde echter tot een drastische daling van het bezoekersaantal. Waar het museum twintig jaar geleden jaarlijks 25.000 bezoekers trok, waren dit in de laatste jaren slechts 9.000. Ter vergelijking: grote instellingen zoals het Kunstmuseum ontvangen jaarlijks tussen de 300.000 en 400.000 bezoekers, het Mauritshuis 400.000 tot 500.000, en het Rijksmuseum zelfs meer dan 2 miljoen.

Beeld en Geluid

In 2019 werd het museum overgenomen door het Hilversumse Beeld en Geluid met het idee om Den Haag en pers en journalistiek te koppelen. Het pand ging in 2020 weer open. Dit was echter midden in de Coronapandemie,een periode waarin de meeste culturele instellingen gesloten waren of strikte beperkingen hadden.Dit droeg negatief bij aan de naamsbekendheid van het museum. Daarnaast ontving het museum geen structurele subsidie, waardoor het volledig afhankelijk was van eigen inkomsten. En die inkomsten waren laag omdat de bezoekers nauwelijks meer kwamen.

Op 1 juli 2024 werd het museum gesloten. De collectie verhuisde naar Hilversum.

Tijdlijn

  1. Postmuseum, 1929-1989
    • Het museum startte in 1929 als het ‘Nederlandsche Postmuseum’ en richtte zich op de geschiedenis van post, filatelie, telegrafie en telefonie. De collectie was gebaseerd op de postzegelverzameling van Pieter Waller.
  2. PTT Museum, 1989-1998
    • In 1989 werd de naam gewijzigd naar PTT Museum. Tot 1998 werd het volledig gefinancierd door de PTT.
  3. Museum voor Communicatie, 1998-2016
    • In 1998 werd het museum verzelfstandigd en hernoemd tot ‘Museum voor Communicatie’. Het richtte zich op de geschiedenis van communicatie en had interactieve tentoonstellingen.
  4. COMM, 2017-2019
    • Na een grondige verbouwing en naamswijziging naar ‘COMM’ in 2017, richtte het museum zich op de invloed van communicatie. Vanwege tegenvallende bezoekersaantallen werd het in 2019 overgenomen door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
  5. Beeld en Geluid Den Haag, 2019-2022
    • In 2019 nam Beeld en Geluid uit Hilversum het museum over en werd de naam gewijzigd naar ‘Beeld en Geluid Den Haag’. De focus kwam te liggen op het leven in de media, met exposities over thema’s als persvrijheid en fake news.
  6. Beeld & Geluid, 2022-1 juli 2024
    • In 2022 fuseerden de Haagse en Hilversumse vestigingen tot één organisatie onder de naam Beeld & Geluid. Het museum verliet Den Haag op 1 juli 2024.