Nederlandsch Sportpark

De sportbeoefening kwam aan het einde van de negentiende eeuw ook binnen het bereik van de middenklasse. Hierdoor werd de behoefte aan een sportpark steeds groter. Achter de Laan van Nieuw Oost-Indië werd daarom in 1895 het Nederlandsch Sportpark gebouwd.

Lichaamsbeweging

Aan het einde van de negentiende eeuw zagen Nederlanders sport en andere lichaamsbeweging steeds meer als een nuttige besteding van hun tijd. Het hield het lichaam gezond, maar was ook goed voor de vorming van karakter en persoonlijkheid.

De arbeider maakte lange dagen in een lichamelijk zwaar beroep. Deze had geen tijd en geld om een sport uit te oefenen.De hogere klassen daarentegen, met hun overvloed aan vrije tijd, vonden plezier in het beoefenen van sporten. Engelse sporten zoals cricket en tennis wonnen aan populariteit in Nederland, en in Den Haag was paardrijden een geliefde activiteit.

Bezuidenhout

Het Bezuidenhout in 1895 was een wijk in aanleg. De huizen tussen de Koningin Marialaan en de Laan van Nieuw Oost-Indië werden bebouwd. Het werd een wat deftige wijk met fraaie herenhuizen, vaak in Jugendstil gebouwd. De bewoners waren met name hoge ambtenaren.

Voorbij de Laan van Nieuw Oost-Indië lag het ongerepte gebied van de Veenpolder. Dit was de ideale locatie voor een nieuw sportpark. En zo gebeurde het ook.

In 1896, hetzelfde jaar dat de Olympische Spelen na een pauze van 1500 jaar werden hervat, werd het Nederlandsch Sportpark opgericht. Het park, gelegen achter de Laan van Nieuw Oost-Indië, werd begrensd door wat nu de Theresiastraat, Hendrik Zwaardecroonstraat en Juliana van Stolberglaan zijn.

Johan Mutters

De bekende Haagse architect Johan Mutters Jr. had de grote zaal (20 bij 30 meter) overspannen tot 11½ meter hoogte volgens de methode Monier (gewapend beton).Het geheel strekte zich uit over een breedte van 75 meter langs de Laan van Nieuw Oost-Indië, tot de Hendrik Zwaardecroonstraat, en had een diepte van 300 meter van de Theresiastraat tot de Juliana van Stolberglaan.

Het grote sportveld was omgeven door een sintel- en wielerbaan, waar grote sportfiguren, zoals de wielrenner Mathieu Cordang en Jaap Eden triomfen vierden.

Het hoofdgebouw met een biljartzaal, een kegelbaan, een vestibule, orkestruimte en een café-restaurant leek meer op een herensociëteit dan op een sportkantine.Het gebouw diende waarschijnlijk meerdere doelen, als een ruimte voor binnenactiviteiten, evenementen, tentoonstellingen en meer.

Een galerijverdieping bevatte een ruime vestibule, orkestruimte, biljartzaal, bestuurskamer, woonvertrekken, een archief en open terrassen. Grote glasfronten aan de achterzijde boden toegang tot het sportterrein en de kegelbanen.

Verkoop

De wijk Bezuidenhout groeide echter snel en al na vijf jaar in 1901 werd besloten om de in waarde gestegen grond te verkopen.

Op maandag 1 april 1901 werd het sportgebouw geveild door het Venduehuis. In de verkoopadvertentie werd gesproken van een koffiekamer met buffet, spoelkamer, expositielokaal, twee w.c.’s met toiletkamers, een grote keuken met bijkeuken, een kelder met Calorifère (verwarmingstoestel om een gebouw mee te verwarmen) voor de centrale verwarming, een brandstoffenkelder, wijnkelder en provisiekelder. Als extra werd gemeld dat het gebouw was voorzien van fraaie eikenhouten trappen, lift, complete gas- en waterleiding en vaste kasten.

De sportvelden bleven bestaan tot 1905 en werden vanaf 1906 bebouwd met de Johannes Camphuijsstraat en de Willem van Outhoornstraat. In 1909 kwak daar de Hendrik Zwaardecroonstraat bij.

Manege en autodealer

Na het sluiten van de sportactiviteiten werd de zaal omgetoverd tot een manege, beheerd door de succesvolle paardenhandelaar Jack M. Washington.

In 1910 werd aan de achterkant een stalgebouw bijgebouwd, ontworpen door A. van Ameijden van Duijm en J.J. Gort.Ondanks de aanvankelijke bloei, trok Washington zich rond 1920 terug uit de paardenhandel, mede door de afname van de paardensport tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Het gebouw vond daarna een nieuwe bestemming als zalencentrum. In 1923 probeerde men er zelfs een sigarettenfabriek te starten, aangedreven door elektromotoren, maar dit initiatief bleek niet succesvol.

De Belg Henri Englebert was één van de Nederlandse auto-importeurs van het eerste uur. Hij zocht een representatief pand en vond dat in 1925 in de Theresiastraat in een omgeving waar zijn klanten zich ook bevonden. Toen Englebert in 1961 vertrok en zijn reclameborden weghaalde, werd het tegeltableau van de paardenhandelaar Washington weer zichtbaar. Dit bord is tot op de dag van vandaag blijven zitten.

Heden

Het gebouw onderging in 1991-1992 een renovatie, waardoor sportactiviteiten weer mogelijk werden. De Haagse sportschool van Jack Slagman nam zijn intrek in het achterste deel van het pand. Deze sportschool hield het vol tot 2014.

Tegenwoordig huisvest het pand een kapperszaak aan de voorzijde en in 2015 liet de supermarktketen Hoogvliet de boel renoveren. Dit onthulde onder andere de oorspronkelijke plafonds. De supermarkt opende op 21 april 2016. De kapperszaak en een vestiging van Ink-Clinic zijn nog steeds onderdeel van het pand.

Architectuur

Het voormalige sport- en stalgebouw was een sportcomplex in gebouwd in een overgangsarchitectuur tussen de oude architectuur en de toen moderne Jugendstil.

Het gebouw bestaat uit één bouwlaag en is voorzien van een zadeldak bedekt met pannen, waarbij de nok parallel loopt aan de straat. De bakstenen voorgevel is versierd in de stijl van het sportgebouw, met siermetselwerk en decoratieve rode sierstenen banden. De gevel bevat houten vensters, en de brede inrijdeur is gemoderniseerd met behoud van de historische bovenlichten. Opmerkelijk is de trapgevel boven de ingang, verrijkt met natuurstenen ornamenten en voorzien van hijsluiken in de top.

In de gevel aan de Johannes Camphuysstraat zijn op de begane grond in de voormalige paardenstal moderne inrijdeuren geplaatst. Bij de andere langsgevel wordt het zicht op de begane grond aan de buitenzijde ontnomen door een latere aanbouw. Aan de Johannes Camphuysstraat zijde van de voormalige paardenstallen zijn moderne inrijdeuren geplaatst op de begane grond. Een latere aanbouw belemmert het zicht op de andere langsgevel op de begane grond.

De werkelijke sportzaal, gelegen achter de representatieve ruimten, is een rechthoekige ruimte van 20 x 30 meter die 11,50 meter hoog is. De vestibule bevat nog steeds een mozaïekvloer met sportemblemen. Opvallend zijn de consoles in de vorm van slakken in de entreehal.

Een bijzonder kenmerk van het gebouw is het vroege gebruik van gewapend beton voor de overspanning van de grote zaal. Dit was een techniek die architect Johan Mutters als een van de eersten in Nederland toepaste. De sportzaal is omgeven door twee galerijen op verschillende niveaus. Het heeft wanden en plafonds gedecoreerd met geschilderde ornamenten. De achterzijde bestond voornamelijk uit glas, wat zorgde voor een mooi uitzicht op de baan en velden.