Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
De villa Kleykamp was een kunstzaal en cultureel centrum, maar werd in 1941 door de Duitse bezetter gevorderd voor het bevolkingsregister. In 1944 werd het platgebombardeerd door de Engelsen.
Ermina en Pieter Kleykamp hadden een bedrijf met bamboe- en rieten meubelen aangevuld met decoratieve oosterse voorwerpen. Rond 1900 begonnen Pieter en Ermina met het organiseren van reizende verkoopexposities van Japanse kunst- en sierobjecten. Ermina was hierbij de spreekbuis terwijl Pieter wat meer op de achtergrond bleef.
Kunstzaal 1
In 1909 verhuisde het echtpaar naar Den Haag en opende daarde Kunstzaal Kleykamp op de hoek van de Paleisstraat met de Oranjestraat. Deze kunstzaal groeide uit tot een vooraanstaand centrum voor kunst en cultuur, met een vorstelijke en welgestelde clientèle, mede dankzij de regelmatige aanwezigheid van leden van het Koninklijk Huis.
Ermina Kleykamp was een handige zakenvrouw. Ze stuurde kunstvoorwerpen op zicht naar musea, schonk werken, plaatste advertenties en organiseerde spraakmakende tentoonstellingen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog moesten verschillende gerenommeerde kunsthandelaren, zoals Abraham Preyer in de Paleisstraat en Boussod, Valadon & Cie de opvolger van Goupil & Cie aan de Plaats (waar Vincent van Gogh vroeger werkte), hun deuren sluiten. In diezelfde periode groeide Kunstzaal Kleykamp juist uit tot een bloeiend en succesvol bedrijf.
Moderne kunst
Eigentijdse schilderijen kregen steeds meer een prominente plek in hun tentoonstellingen. Deze werden gepresenteerd in drie grote, met elkaar verbonden zalen op de eerste verdieping. Op 18 november 1909 vond de eerste tentoonstelling van Larense kunstenaars plaats. Twee jaar later, in 1911, volgde een bijzondere expositie met werk van Suze Robertson, begeleid door een catalogus ontworpen door Theo Neuhuys.Deze Neuhuys werd in 1916 een compagnon en adviseur van de Kleykampjes en bleef dat tot zijn dood in 1921. Terzijde: deNeuhuyskade werd niet vernoemd naar Theo, maar naar Albert Neuhuys.
Isaac Israels
Isaac Israels, de zoon van de beroemde Josef Israels, exposeerde in totaal vier keer bij de Kunstzaal. In mei en juni 1913 was zijn werk te zien naast dat van W.B. Tholen. Later dat jaar nam hij opnieuw deel aan de expositie “Moderne schilderijen, etsen en teekeningen”. Tien jaar daarna, in maart en april 1923, wijdde de kunstzaal een solotentoonstelling aan zijn werk onder de titel “Isaac Israels, Indisch en Amsterdamsch werk”. Tot slot werd in november 1924 zijn “Portretschets van mevrouw Kleykamp” tentoongesteld in de zalen van de kunsthandel.
Kunstzaal 2
In 1916 kochten Ermina en Pieter een grote witte 33-kamer woning aan de Oude Scheveningseweg 3-5 (nu Carnegieplein 4), tegenover het Vredespaleis. Vanaf 22 oktober 1916 bouwde het duo aan een legendarische status. De Kunstzaal was niet alleen een plek voor kunstverkoop, maar fungeerde ook als cultureel centrum.
Haagse School
Het echtpaar speelde een belangrijke rol bij het in leven houden van de belangstelling voor de Haagse School, zelfs toen de meeste kunstenaars van deze stroming al overleden waren. Niet alleen de eerste generatie kreeg aandacht; ook kunstenaars uit de tweede golf, zoals Willem Bastiaan Tholen en zijn leerling R.S. Bakels, maar ook J. Akkeringa en Floris Arntzenius(van het Floris Arntzeniusplein), werden ruim vertegenwoordigd in tentoonstellingen.
Naast deze meer traditionele kunstvormen bood de Kunstzaal ook volop ruimte aan moderne kunst. Grote namen als Jan Sluyters, Leo Gestel, Matthieu Wiegman en Chris de Moor kregen er een podium. Ook buitenlandse moderne kunstenaars kwamen aan bod, zoals de Italiaanse ontwerper Vittorio Zecchin, de Amerikaanse kunstenaar Castle Keith, en de Russische schilder Leonid Sologoub. Zo werd Kleykamp een plek waar traditie en vernieuwing hand in hand gingen.
Koninklijk
Dankzij goede contacten met het Koninklijk Huis mocht de firma vanaf 1920 het predicaat Koninklijke voeren. Koningin Wilhelmina organiseerde er in 1932 zelfs een expositie van haar eigen werk.
Na de dood van Theo Neuhuys in 1921 werd zoon Arie mededirecteur. Hij werd vanaf dat moment geassisteerd door de kunstschilder Albert Plasschaert.
De exposities gingen ondertussen onverminderd door.
Handel
Zo was er op 2 november 1922 een expositie van een schilderij met daarop het kabinet van Cort van der Linden. Dit schilderij werd later strategisch aan de Tweede Kamer aangeboden.
In 1923 opende een expositie van de werken van Jacob Maris(van de Jacob Marisstraat) en twee jaar later een met zijn broer Matthijs. In 1927 een vroege tentoonstelling over Vincent van Gogh terwijl in 1929 Willem Kloos werd gefeliciteerd voor zijn zeventigste verjaardag door middel van een toespraak van Lodewijk van Deyssel. In 1934 een tentoonstelling over een schilderij, te weten Titus van Rembrandt. De tentoonstellingen werden meestal gevold door een veiling waarbij Kleykamp 20% afroomde.
Op 12 december 1931 overleed de drijvende kracht achter het cultuurpaleis, Ermine Kleykamp op 63-jarige leeftijd. Zij werd opgevolgd door zoon Kees en dochter Louise Kleykamp.
Spraakmakend
De meest spraakmakende tentoonstellingen waren volkomen verschillend van elkaar.
Poppenhuis
Het grote poppenhuis van Lita de Ranitz is een groot miniatuurhuis uit 1910. Het staat vol met op maat gemaakte spulletjes van rond de eeuwwisseling. Het poppenhuis was zo bijzonder dat het twee keer werd tentoongesteld op Kleykamp.
Het huis trok ongeveer 2.000 bezoekers per keer. Directeur Arie Kleykamp: “Als ik de mooiste Rembrandt tentoonstel, komen er niet zooveel menschen als voor dat ding !”
Als ik de mooiste Rembrandt tentoonstel, komen er niet zooveel menschen als voor dat ding
– directeur Arie Kleykamp over het poppenhuis van Ranitz- Wilhelmina
In januari 1932 exposeerde koningin Wilhelmina voor het goede doel een aantal van haar schilderijen. In een tijd dat er nog nauwelijks auto’s waren, ontstonden hierop files rondom de Scheveningse weg. Meer dan vierduizend bezoekers bekeken in de eerste twee dagen de schilderkunsten van de koningin.
Louis Couperus
De meest spraakmakende voorstellingen waren die van de “indolente en weke” Haagse schrijver Louis Couperus (van het Couperusplein). Hij verzorgde tussen 23 maart 1915 en 21 maart 1923 een aantal lezingen die opvallend vaak door vrouwen werden bezocht. Couperus creëerde tijdens zijn lezingen een bijzondere sfeer, waarbij hij zijn publiek trakteerde op uitvoerige, beeldende voordrachten in een kunstzinnige omgeving, vaak omringd door exotische bloemen en kunstvoorwerpen.
Jan Toorop
De beroemde Haags-Indische schilder Jan Toorop(van de Jan Tooropstraat) die in de Van Merlenstraat 125 woonde, was net zoals Couperus een vriend en een kind aan huis bij de familie Kleykamp.
Toorop ontwierp rond 1900 de iconische boekbanden voor Couperus werken als Metamorfoze, Psyche, Babel en God en goden. De samenwerking verliep echter niet altijd soepel door drukte, onderhandeling over prijzen en verschillende egos.
Een kunstbordeel voor de hoogste standen
– dichter Roland Holst –
Het katholieke Indische weekblad De Java-Post voerde een felle campagne tegen Louis Couperus. In een vernietigend oordeel werd hij afgeschilderd als een slap, indolent, ijdel, week en sensueel type.
De katholieke Jan Toorop die minstens tien keer in Kleykamp exposeerde, wilde niet dat “die wuftige Hagenaar” zou voordragen tussen zijn religieuze schilderijen en tekeningen. Toorop vond dat Couperus’ dramatiek afbreuk deed aan de ernst van zijn werk. In Toorops woorden: “Zij mogen hem niet horen, die zingende cadé. Mijn ernstige apostelen… het werk van mijn handen is geen spektakel geen coupé-rus!”
Zestig jaar
Op 9 juni 1923 trad Louis Couperus voor het laatst in het openbaar op. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag werd hij die middag om 15.00 uur feestelijk geëerd in de Kunstzalen Kleykamp. Tijdens deze plechtigheid ontving hij een hoge onderscheiding: hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
De ruzie met Jan Toorop was inmiddels vergeten want het feest werd gegeven in een zaal vol met werk van die dezelfde Toorop.
Oorlog Sjaak Lentz
Jacobus (Sjaak) Lentz was een Nederlandse ambtenaar die zich bezig hield met het verbeteren van de bevolkingsadministratie. Hij stelde het Besluit Bevolkingsboekhouding 1936 op, waardoor gemeenten verplicht werden voor elke inwoner een aparte kaart met persoonsgegevens aan te leggen. Lentz werd het hoofd van de nieuw opgerichte Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters.
Bezetting
Deze Lentz was ook de bedenker en uitvoerder van het persoonsbewijs, een identiteitskaart die tijdens de Duitse bezetting vanaf 1941 verplicht werd voor alle Nederlanders van 15 jaar en ouder. Dit nieuwe legitimatiebewijs werd gekoppeld aan een centraal register.
De Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters (RIB) was op het Binnenhof ondergebracht. In de zomer van 1941 moesten Lentz en zijn organisatie verhuizen omdat zijn kantoor nodig was voor andere doeleinden. Hij kon kiezen: Paleis Noordeinde, het Vredespaleis of villa Kleykamp aan de Scheveningseweg. Lentz koos voor villa Kleykamp.
Onteigend
De Kunstzaal Kleykamp werd onteigend en in januari 1942 overleed de oprichter Piet Kleykamp.
In de kaartenbakken van Kleykamp lagen ongeveer negen miljoen ontvangstbewijzen van het persoonsbewijs opgeslagen. Dit was een schaduwadministratie die dezelfde gegevens bevatte als het originele document, zoals personalia, een pasfoto en een vingerafdruk.
Voor onderduikers, verzetsmensen en vooral Joden waren valse legitimatiebewijzen van levensbelang. Zonder geldige papieren liep men groot gevaar bij controles, razzias of arrestaties. Daarom werd het vervalsen van persoonsbewijzen, distributiekaarten en andere documenten een van de belangrijkste activiteiten van het verzet.
De baron
Pierre Louis baron dAulnis de Bourouill was een van de succesvolste en langst dienende geheim agenten in bezet Nederland. Hij concludeerde dat de basisadministratie vernietigd moest worden. Maar hoe? In Amsterdam had het verzet een poging gedaan, maar daar was het mislukt. De baron nam daarom contact op met de Engelsen en verstrekten ze alle benodigde informatie over Villa Kleykamp.
De aanval
Op de ochtend van dinsdag 11 april 1944 stegen zes toestellen van het 613de Squadron op voor een precisie-aanval op het bevolkingsregister. Ze vlogen via de Zuid-Hollandse eilanden en over Gouda naar hun doel. Voor het laatste deel van hun missie vlogen ze extreem laag, op slechts vijftien meter hoogte, om onder het bereik van Duitse radar te blijven.
De aanval werd uitgevoerd door zes Mosquito-bommenwerpers van het 2nd Tactical Air Force (2TAF). Elk toestel was uitgerust met vier bommen van 500 lbs, waaronder ook Amerikaanse brandbommen. Omstreeks 14.30 uur begon de aanval. De vliegtuigen lieten hun lading vallen vanaf slechts 18 meter hoogte, een gevaarlijke maar effectieve tactiek voor precisiebombardementen.
De eerste twee Mosquitos openden het gebouw. Het derde en vierde toestel hadden als specifieke taak het vernietigen van het ronddwarrelende papier in het gebouw. De laatste twee piloten kregen opdracht het werk af te maken met een combinatie van brand- en brisantbommen. De zesde Mosquito had te kampen met een technisch mankement en kon zijn bommen niet afgooien.
Vernietigd
Het resultaat was vernietigend. Het complete Kleykamp-gebouw was verdwenen.
Doden
In de villa kwamen 60 mensen direct om het leven. Zij werden verpletterd onder neerstortend puin of verbrandden in de afgesloten kelders. Van de 24 zwaargewonden overleden er later nog 2, wat het dodental op 62 bracht. In het nabijgelegen pand aan de Laan Copes van Cattenburch werden nog eens 2 doden gevonden. Daarnaast kwam ook een opperwachtmeester van de Staatspolitie om het leven. Hij stond bij de ingang van de villa op wacht. Het totaal aantal dodelijke slachtoffers komt daarmee op 65 personen.
Ook de schade in de omgeving was aanzienlijk. Meerdere woningen aan de Timorstraat (nummers 5, 9, 11, 13 en 15) en aan de Laan Copes van Cattenburch (nummers 12, 14, 16, 21, 22, 25, 27, 29 en 31) vatten vlam, waarschijnlijk als gevolg van de inslagen in de directe nabijheid. Op het terrein van de Oude Alexanderkazerne sloegen vier bommen in: één raakte een vleugel van de kazerne en drie vielen in de sloot.
Ik heb de Britten gesuggereerd op zondag aan te vallen. Maar om dat soort dingen bekommerden ze zich niet. Het was nu eenmaal oorlog
– Pierre Louis baron dAulnis de Bourouill – Gedeeltelijk succes
Driekwart van de persoonsbewijsbewijzen overleefde echter het bombardement, waardoor het beoogde doel slechts gedeeltelijk werd bereikt. Omdat het personeel dat de gegevens kon interpreteren was gedood, was de actie toch redelijk succesvol. Joodse Nederlanders hadden echter minder profijt van de actie.
Judenreferat
De adreslijsten waarmee het bevolkingsregister werkte, bleken vaak onjuist te zijn. De Nazi’s hadden daarom, vooral vanwege de Jodenvervolging, behoefte aan verbeterde gegevens. De afdeling IV B 4, het zogeheten Judenreferat van de Sicherheitsdienst was gevestigd in villa Windekind aan de Nieuwe Parklaan. Hier werd een verbeterde schaduwadministratie van joodse Nederlanders aangelegd. Het bombardement op archief van Kleykamp had daarom voor deze bevolkingsgroep een beperkt voordeel.
Na de oorlog
Louise Kleykamp die vanaf 1931 de directie voerde, had na de oorlog grote plannen voor de wederopbouw van de kunstzaal. Haar vroegtijdige dood in 1947 stak daar echter een stokje voor. Het is niet bekend of de familie Kleykamp na de oorlog een vergoeding ontving voor de onteigening en vernietiging van hun bezit. De kunsthandel werd na de oorlog kleinschalig voortgezet.
Op 19 januari 1964 overleed de voormalig directeur Cornelis (Kees) Kleykamp op 71 jarige leeftijd. Vier jaar later viel definitief het doek voor kunsthandel Kleykamp in de Anna Paulownastraat 60 en. Lubeckstraat 19.
Collaberatie
De man achter de perfecte persoonsbewijzen, Sjaak Lentz, werd na de oorlog veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens collaboratie. Terwijl er twaalf jaar werd geëist. Deze relatief lichte straf kwam voort uit het feit dat hij kon aantonen dat zijn Nederlandse bazen hem de opdracht hadden gegeven om een bevolkingsregister aan te leggen. “L was geen landverrader, maar een zeer nauwgezet, maar eenzijdig georiënteerd ambtenaar”
Betere onderscheiding
Baron D’Aulnis ontving na de oorlogde Bronzen Leeuw, een onderscheiding voor dapperheid. De verzetsstrijder vond dit echter onvoldoende. Hij diende daarom een verzoekschrift in bij koningin Juliana. Met succes: in 1950 werd zijn Bronzen Leeuw ingetrokken en ontving hij in plaats daarvan een hogere eer het ridderschap 4e klasse in de Militaire Willems-Orde, de oudste en hoogste militaire onderscheiding van Nederland.
{tab title=”Louis Couperus” class=”solid blue color_content”}
Louis Couperus kreeg de meeste aandacht in de kranten
{tab title=”Postitieve kritiek” class=”solid red color_content”}
In Het Vaderland deed letterenredacteur Jan Walch de volgende dag juichend verslag, daarbij omstandig aandacht bestedend aan het decor waarin Couperus zijn voordracht hield
“Het was een eigenaardig kunst-evenement: de drie ineenlopende zaaltjes, stemmig en met fijnen smaak gestoffeerd, behangen met de stille pracht van schilderijen, gemeubeld met enkele voorwerpen van bijzondere bekoring, en die zaaltjes gevuld van een publiek vol belangstelling en sympathie; en meer: dankbaarheid, dat men nu den man mocht zien en hooren, die tien jaar lang van verre ons de aromatische vruchten van zijn kunst toezond.
Staande dan onder den matgouden Boeddha, onder de lamp van wonderlijk mooie tint, naast een vaas met lelies en aronskelken, las Couperus’.
Ook Frits Lapidoth roemde dezelfde dag in De Nieuwe Courant het ‘kunstpaleisje der firma Kleykamp’ dat voor de gelegenheid versierd was met meesterwerken die gewoonlijk hingen op de Prinsegracht nr. 6 in het huis van de Haagse kunstpaus Abraham Bredius en zijn vriend Joseph Kronig.”
{tab title=”Passende omgeving” class=”solid green color_content”}
Op 23 maart 1915 debuteerde Louis Couperus als voordrachtskunstenaar bij Kunstmekka Kleykamp, toen nog op de oude locatie aan de Oranjestraat. Couperus had een reputatie van een dandy en zijn optreden moest daarom in een passende omgeving plaatsvinden.
Pieter Kleykamp leverde een Boeddhabeeld. Ook A. Bredius van de Prinsegracht 6 leende enkele schilderijen uit, waaronder een paar vermeende Rembrandts en een werk van Correggio.
Couperus’ zus stelde voor om een marmeren zuil te plaatsen. Zon klassieke zuil was niet alleen decoratief, maar bood ook een elegante plek om op te leunen. Louise de Ranitz zorgde voor een een kanten doekje dat onder Couperus glas water moest komen te liggen. Tijdens zijn toespraken dronk Louis namelijk graag suikerwater. Tot slot zorgde Louis’ vrouw Elisabeth voor een visuele omlijsting met albasten vaaslampen en zijden lampenkappen die het licht op een mysterieuze manier temperden.
{tab title=”Negatieve kritiek” class=”solid orange color_content”}
In het nummer van 9 november 1921 plaatste de Deli Courant een kritische recensie uit de Haagse krant Avondpost van 21 september over een van Couperus’ lezingen in Kunstzaal Kleykamp. Inmiddels was er in de Indische pers een hele polemiek over Couperus ontstaan. Vooral het katholieke weekblad De Java-Post voerde een felle aanval uit op Couperus vermeende decadentie en, zoals zij het noemden, zijn “vunzen geest.” Volgens het weekblad was Couperus een “slap, indolent, ijdel, week en sensueel type.” De redacteur besloot zijn beschouwing met de volgende krachtige oproep:
“Mogen onze Lezers, mogen allen die zich respecteeren, den ziekelijken erotomaan, den kwadaardigen lasteraar van wat de christenen vereeren, den stijlloozen, dikwijls hysterischen gekkentaal schrijvenden auteur in splendid isolation zijne voorlezingen laten houden.
Niemand verliest er iets bij: de Indische samenleving kan er slechts bij winnen; en Couperus hoort zich zelf toch het liefst! Laat dat genoegen aan hem alleen over.”
De Couperus bewonderaar Henri Borel sprong op 29 september 1921 in de bres voor zijn held.
“een oververfijnde Romein in het moderne Holland, dat hem het verwijt heeft bezorgd niet natuurlyk maar een poseur te zyn. Zijn (schijnbare) pose is echter zijn natuur Juist als hij zich anders (schijnbaar) natuurlijker, voordeed zou hy poseeren. In zijn (schijnbare) pose van affectatie is hij juist volkomen echt en zuiver.
Men bedenke dit vooral, als men hem hoort en ziet bij een lezing. Een nuchtere, stoere, normale Hollander vindt hem dan zooals hij daar staat, onberispelijk in zijn rok en modieus vest tiré à quatre épingles, met zijn gracieuse, bijna vrouwelijke gebaren, en zijn precieuse manier van spreken allicht geaffecteerd. Ten onrechte echter.
Louis Couperus is zoo omdat hij zich volkomen oprecht, precies geeft zooals hij is.” {/tabs}