Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
In 1974 werd een voortvluchtige oorlogsmisdadiger op de Pauwenlaan 95 gearresteerd. De 56-jarige onderofficier Jacobus Philippa had 29 jaar op de zolder bij zijn ouders ondergedoken gezeten.
Jacobus Philippa werd 30 september 1917 in Rotterdam geboren. Zijn vader was zeer religieus, zeer anti-Duits en voedde zijn kinderen zeer streng op.
Eenzaam
Jacobus, die in de wandelgangen Sjaak heette, mocht geen lid worden van verenigingen, had nauwelijks vrienden en had een eenzame jeugd.
Vader Bernardus werd in 1922 adjunct-directeur van de streng katholieke 2e ambachtsschool aan de De La Reyweg. Het gezin verhuisde daarop vanuit Rotterdam naar de Valkenboskade 646.
In 1934 vervulde Sjaak zijn dienstplicht en in 1937 volgde hij een opleiding bij de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Zijn bewondering voor het Nationaalsocialisme was toen in kleine kring bekend.
Vaders carrière verliep voorspoedig en hij werd onder andere ‘Secretaris van de RK vereniging van directeuren en leerkrachten bij het nijverheidsonderwijs’. Het gezin verhuisde naar de Pauwenlaan 95.
Nationaalsocialist
Op 21 mei 1941 werd Sjaak lid van de NSB en meldde hij zich aan voor de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB. Vader verbrak hierop het contact met zijn zoon.
Sjaak, die inmiddels de naam Jacques had aangenomen, trad op 1 augustus 1942 in dienst bij de Duitse Waffen-SS. Op 1 december 1943 werd hij bevorderd tot Unterscharführer (korporaal). Een jaar later, op 1 maart 1944, sloot hij zich aan bij de beroepslandwacht.
De Landwacht was een paramilitaire organisatie die tot taak kreeg Joden en verzetslieden op te sporen, openbare gebouwen te bewaken en wapens, illegale bladen en radios in beslag te nemen
Na Dolle Dinsdag in september 1944 arriveerde Jacques in de provincie Drenthe, bij de bloedgroep Norg. In de jaren 1944 en 1945, tot aan de bevrijding, was hij opperstormwachter en klom hij op tot waarnemend districtscommandeur van dit onderdeel.
De gewelddadige Landwachters waren de meest gehate personen van Nederland en Norg was extra berucht.Philippa, die de leiding had over talrijke acties en razzia’s en tevens huiszoekingen coördineerde om onderduikers op te sporen, verwierf bekendheid als een genadeloze figuur. Hij was aansprakelijk voor de dood van vele Nederlanders.
Een ooggetuige uit Zuidwolde: ‘Philippa ging in burger weg. Hij sloop ’s nachts als een bange hond zijn huis weer binnen. Zeker omdat zijn voorganger Duursma vermoord was.’
Landverrader Doodstraf
Na de Tweede Wereldoorlog ondergingen ruim 300.000 Nederlanders de zogeheten bijzondere rechtspleging.
Op 29 december 1949 vond de zitting plaats, waarna Sjaak Philippa op 5 januari 1950 bij verstek door de bijzondere strafkamer van de Arrondissementsrechtbank in Assen ter dood veroordeeld werd. De tenlastelegging beschuldigde hem ervan als Nederlands vrijwilliger in Duitse krijgsdienst te zijn getreden en meermaals opzettelijk de Duitse bezetters als landwacht in de provincie Drenthe te hebben bijgestaan.
De officier van justitie typeerde hem als de drijvende kracht achter de beruchte Bloedgroep Norg. Als gevolg van het vonnis werd Philippa niet alleen ter dood veroordeeld, maar ook ontzet uit zijn kiesrechten en formeel ontnomen van het Nederlanderschap.
Sjaak was echter spoorloos. Hij stond wel gesignaleerd, maar de Haagse politie vergat huiszoeking te doen bij zijn ouders.
Omdat het vonnis vijf jaar later nog steeds niet was voltrokken, werd de straf omgezet in levenslang.
Onderduiker
De voortvluchtige Philippa zat ondertussen vanaf 1946 gewoon bij zijn ouders op de Pauwenlaan 95 ondergedoken. Hij had al na een dag vrede gesloten met zijn vader en zowel vader als zoon spraken af het verleden te laten rusten.
In het ouderlijk huis, waarbij de benedenverdieping en eerste etage volledig waren ingericht met elk een huiskamer, bevond zich op de zolderverdieping een extra indeling van twee kamertjes, waarvan één exclusief bestemd was voor zoon Sjaak. Terwijl zijn ouders op de begane grond woonden en hun slaapvertrekken op de eerste etage hadden, kon Sjaak, mits de situatie het toeliet, ontspannen op de eerste verdieping.
Zijn moeder kookte jarenlang het eten dat Sjaak boven at. Soms, wanneer het donker was, waagde hij zich even in de keuken of in de huiskamer.
Gasten van de ouders kwamen bijna nooit boven en zo werd op 5 augustus 1955 het veertigjarig huwelijk van vader en moeder gevierd zonder dat een van de gasten door had dat een vergeten familielid op zolder bivakkeerde.
Solitair
Sjaak was een solitair en kon goed alleen zijn, maar zijn kluizenaarsbestaan werd wel problematisch toen hij nierstenen kreeg. Hij durfde niet naar de dokter te gaan en had daarom geen medicijnen. ‘Ik heb het eerst geprobeerd met aspirines. Dan was je even van de pijn af. Later heb ik de tabletten van mijn moeder gebruikt. Ze had last van de gal. Zo’n aanval duurde een paar uur en als het voorbij was wist ik: ik ben er weer voor een paar maanden van af. Pas toen die niersteen naar buiten kwam, was het voorbij.’
Toen in 1965 het boek ‘De ondergang’ van de Nederlandse historicus Jacques Presser uitkwam, viel bij veellezer Philippa, naar eigen zeggen, het kwartje. Dit boek beschrijft de Nederlandse Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘In de oorlog wist ik wel degelijk dat de joden naar het oosten werden gebracht. Omdat het om complete gezinnen ging, koesterde ik geen argwaan. Ik vond het een rechtvaardige zaak dat ze elders werden samengebracht.’
‘Langzamerhand begon ik te beseffen dat mijn leven verpest was. Ik had maar twee dingen die belangrijk waren: de politiek en het leger. Ik wist dat ik beide kon afschrijven. Want voor mij was er geen partij meer en het leger kon ik helemaal wel vergeten.
In 1973 ontstonden problemen in Huize Philippa. Moeder overleed in november en volgens buurtgenoten ontstond binnen de familie ruzie over de erfenis. Vader kwam in dezelfde periode in het ziekenhuis terechtwaardoor Sjaak afhankelijk werd van zijn broer voor de voorziening van voedsel. Na de terugkeer van vader schakelde deze over op het bestellen van maaltijden via Tafeltje Dekje, waarbij hij steevast voor dubbele porties koos, ingegeven door zijn constante hongergevoel.
Verraad
Naar aanleiding van een tip werd Sjaak Philippa, de onderduiker, op 11 april 1974 door de Haagse recherche in zijn zolderkamer aangehouden. Mr. C. van Steenderen, officier van justitie bij de Arrondissementsrechtbank in Den Haag, onthield zich van commentaar over de wijze waarop de politie de verblijfplaats van de oorlogsmisdadiger had achterhaald. Het gerucht ging daarna twee kanten op, of de erfeniskwestie had Sjaak de kop gekost of een schilder had Sjaak in huis zien rondlopen.
Van Steenderen: ‘Philippa was bij zijn arrestatie verrast maar kwam niet onverwacht. Hij maakte een rustige indruk, verkeerde in goede gezondheid en leek opgelucht’. Verder verklaarde de officier van justitie dat de familie Philippa niet kon worden vervolgd voor het verborgen houden van een oorlogsmisdadiger.
De bejaarde vader zat ondertussen ondergedoken bij een getrouwde dochter.
De arrestatie was in 1974 groot nieuws en klasgenoten van de KMA (1937) zoals majoor WH de Savornin Lohman en luitenant generaal Stolka werden geïnterviewd. Zij noemden hem een kil aandoende figuur, erg gesloten, fanatiek en pro-Duits.
Vele jaren later werd duidelijk dat Sjaaks oudste zus Elisabeth de politie had gebeld om zo haar oude vader te bevrijden van de verantwoordelijkheid voor zijn zoon.
Gratie
Eind 1976, toen Philippa ruim twee jaar gevangen zat, kreeg hij gratie, waarna zijn straf in vier jaar werd omgezet.Deze beslissing leidde tot aanzienlijke onrust onder oorlogsslachtoffers en verzetsstrijders, wat uitmondde in Kamervragen waarbij de destijds minister van Justitie, Dries van Agt, intensief werd ondervraagd. Philippa verkreeg zijn vrijheid in april 1978 en poogde vervolgens werk te vinden in het oosten van het land, maar zijn beruchte naam resulteerde consequent in afwijzingen.
De laatste jaren van zijn leven werden gekenmerkt door eenzaamheid; hij leefde van een uitkering, maakte dagelijkse wandelingen, bezocht regelmatig de bibliotheek en onderhield contact met zijn familie.
Sjaak Philippa overleed in 1981, twee jaar voor het overlijden van zijn vader, die de leeftijd van 93 jaar bereikte.