De Scheveninger Vischvrouw (gedicht)

Willem van Zeggelen Koopschol, krimptarbot, schol! Och, rijke steêlui, wist ge wel Wat zware vracht ik heb te dragen

De Scheveninger Vischvrouw (gedicht)

Willem Van Zeggelen

Koopschol, krimptarbot, schol!
Och, rijke steêlui, wist ge wel
Wat zware vracht ik heb te dragen,
Ge zoudt me niet zo bar verjagen
Als ik soms aan uw woningschel
En voor mijn waar uw bod kom vragen;
Mijn ben, maar ook mijn hart is vol;
Krimp schol, koop tarbot, schol!
O, wist ge ook hoe ‘k naar huis begeer
Geleende ’t oor aan de arme slover;
‘k Steun wel op Onzen Lieven Heer,
Maar ‘k laat thuis zeven kind’ren over;
Me Trijntel, te vendertien jaar,
Ze is ’t moedertje voor al de jong’ren;
Ze zorgt er voor, of ik het waar,
Maar, als ’t den troep begint te hong’ren,
Dan heeft de meid de handen vol;
Krimp schol, koop tarbot, schol!
Floortje ging van morgen weer naar zee;
Te met in ’t ootje den oudsten jongen mee.
’t Is hard, al moet ik meê bekennen:
Een mensch moet aan zijn lot zich wennen;
Ons lot is: komen en weêrgaan;
Maar, liep ik van mijn jonge jaren
Bij ’t visschersleven af en aan,
Als gij me zaagt, ge zoudt ontwaren
Hoe rood somtijds mijne oogen staan,
Al hield ik lang mijn strakheid vol; —
Krimp schol, koop tarbot, schol.
Floor spreekt mij altoos moed in ’t lijf;
Nog gister was het: “klaag niet, wijf!
Hoe menig voorbeeld heb je ervan
Dat God je aan wal ook vinden kan.”
Maar, als de dood vaart langs de kusten,
En ’t hart zijn liefste panden vraagt,
En als je broers en vader rusten—–
In ’t bed, dat menig zee man draagt,
Dan kom ik bij het hopen weleens ’t vreezen, E
n bid ik, eer ik zelf het weet:
“O God, spaar mij voor ’t weeuwenkleed
En maak mijn kind’ren niet tot weezen!”

Maar, of al de angst het hart beknelt,
Je dagen zijn omhoog geteld
En arm en rijk betaalt den tol;
Krimp schol, koop tarbot, schol!
Ik zie al uit naar Zaturdag,
Dan zoen ik Floor weer blij goêndag,
En maken we ons voor Zondag reê,
Om, bij het woord van dominé,
Den Heer elof en dank te zingen
Vooral Zijn dierbre zegeningen.
Zoo’n Zondag geeft een heerlijk feest!
Is ’t weekloon niet te schraal geweest,
Dan is de honger wel te stillen….
O, hoe ‘k zoo’n dag zou rekken willen,
Als Floor, bij wijlen wel wat woest,
Met al de jongens roezemoest,
En ik als of we ons reeds waren den
En ik dan voor mijn kleinen Koos,
Een dik zak van pas zeven maanden,
Een liedje zing uit de oude doos!
’t Schaap hoe hij ’t nu wel maken zou?
Hoe hij naar ’t slokje zal verlangen!
De pap-pot moet me al weêr vervangen,
En Trijn ’t is waar, verzorg hem trouw!
Mijn zuiglam!…. ’t Is een lekkre knol!
Krimp schol, koop tarbot, schol!

’t Is alles wel; maar o die tijd
Dat Floor ten haring moet gaan varen!
Zes weken uit! Het lijkt me jaren,
Dan ben ik man en weekloon kwijt.
Hij heeft ’t goed aan de overkant;
Maar ik moet al die weken borgen,
Of breng mijn Zondags goed te pand;
Voor huur en bakker moet je zorgen.
Al geeft het geen gekookten pot,
’t Is toch een deun om rond te komen;
Maar, werd de moed me soms benomen,
Toch kwam het er: van waar weet God.
Één ding, ik moet ’t al toos zeggen:
De rijke lui, ze weten ’t niet,
Hoe de armoê hulp aan de armoê biedt;
Al moet je ’t nóg zoo overleggen,
Je deelt als ’t moet je laatste brood;
Een arme buur is rijk in nood
Al is zijn kerfstok nog zoo vol!
Krimp schol, koop tarbot, schol.
Och, steêlui! koop mijn zoodje visch,
Bedenkt hoe ver mijn dagloop is,
En welk een vracht mijn hoofd moet dragen;
Spreekt, als gij op mijn koop waar biedt,
Spreekt niet te veel van overvragen,
Want, hoe ge ook ons bedrijf beziet,
Een rijk bestaan is ’t zeker niet.

Denkt: als de barre winter prangt,
En ’t volk geen enkel vischje vangt,
Dat ge onze vrachtjes niet kunt koopen,
Wanneer bij ’t rappe vlijt betoon
De toe vlugt tot het netten knoopen
Alleen ons rest bij karig loon.
En daarom voegt me thans geen klagen,
Nu ‘k u mijn vrachtjes aan mag dragen,
En daarom houd ik mijn bede vol:
Koop schol, krimp tarbot, schol!

De Scheveninger Vischvrouw uit 1858 is een gedicht over een vissersvrouw die haar vis probeert te verkopen aan rijke mensen. Ze vertelt over haar zware leven en over de moeite die ze moet doen om wat geld te verdienen.