Conrad Busken Huet

Conrad Busken Huet

Conrad (Coenraad) Busken Huet was een Haags letterkundige en predikant en degene die de term Gouden Eeuw introduceerde. Hij wordt als de beste criticus van de negentiende eeuw gezien.

Conrad (Coenraad) Busken Huet was een Haagse letterkundige en predikant en degene die de term Gouden Eeuw introduceerde. Hij wordt als de beste criticus van de negentiende eeuw gezien.

Busken Huet die onder vrienden Coenraad werd genoemd, was voorbestemd om dominee te worden. Rond 1830 een eerbiedwaardig beroep.

Jeugd

Een paar maanden later werd in Nederland een nieuwe schoolvorm geïntroduceerd: het gymnasium. De school in de Raamstraat ging met de tijd mee en Coenraad switchte op 11 jarige leeftijd naar het Gymnasium Haganum. Hier raakte hij bevriend met de latere auteur Carel Vosmaer. 

De kleine Conrad Busken Huet werd in de Nobelstraat 21 geboren (op dit adres werd op 24 februari 1990 Jeugd-theaterschool Rabarber geopend). Conrad bezocht vanaf 1833 de Fransche school op de Paviljoensgracht 6. Daarna ging Coenraad vanaf maart 1838 naar de Latijnseschool in de Raamstraat.

Conrad vertrok in 1844 naar Leiden om daar theologie te gaan studeren. Daarna woonde hij in Zwitserland om daar zijn Frans te verbeteren, hij ging immers een Waals predikant worden, en die preken in het Frans.

Busken Huet was echter van mening dat de bijbel niet het woord van God was. En hij stak zijn mening niet onder stoelen of banken.

Ellendige maatschappij, onopregte, valsche, huichelachtige, van het formalisme opgevretene… ik haat, ik verfoei, ik verdoem u

In 1862 nam hij ontslag als predikant. Coen schreef al sinds 1856 als parttime schrijver voor het Haagse tijdschrift De Nederlandsche Spectator onder het pseudoniem Lodewijk van Montalte. Echter pas na zijn vertrek uit de kerk kon hij volop los gaan in de journalistiek.

De Gids

 De schrijvers Everhardus Potgieter (van de Potgieterstraat) en Christianus Robidé van der Aa hadden richtten in 1837 een nieuw tijdschrift op. De Gids becommentarieerde filosofie, sociologie, beeldende kunst, maar vooral literatuur. De scherpe Coenraad schreef daar vanaf 1862 zijn stukjes, of eigenlijk stukken, want recensies in de negentiende eeuw konden wel honderd pagina’s beslaan.

Niet geliefd

Zijn deftige collega’s zagen echter een indringer en Coenraad maakte in die tijd veel vijanden door zijn zeer scherpe kritieken in de rubriek Kronijk en Kritiek. Hij deinste niet terug om zelfs zijn collega’s van De Gids door de gehaktmolen te halen.

Coen was echter altijd verbaasd als schrijvers boos reageerden. Hij wilde toch alleen maar het niveau van de Nederlandse kunst naar een hoger niveau brengen?

De slechte verhoudingen binnen de redactie van het liberale tijdschrift verslechterden nog meer in 1865 toen Busken Huet een venijnig stuk schreef over de liberale staatsman Thorbecke. Deze grote held van liberaal Nederland werd een gebrek aan moed verweten en dat kostte Conrad zijn baan.

 Busken Huet was na zijn trouwen, in 1859, naar Haarlem verhuisd en in 1862 startte Coenraad ook bij de Opregte Haarlemsche Courant als stukjesschrijver.  In deze plaats verdiende hij zijn  bijnaam, de Beul van Haarlem, de schrik van de Nederlandse schrijvers.

Nederlands-Indië

Van 1868-1876 verbleef Busken Huet als journalist in Nederlands-Indië. De Oost was niet democratisch ingericht. En ook de persvrijheid bestond niet echt. De kranten wilden daarom hun lezers, onder de radar, een stem geven door middel van sterk opiniërende artikelen. Uitgevers waren bereid om hoge salarissen te betalen aan schrijvers die zowel erudiet als uitgesproken waren. En Busken Huet was beide.  

Hij verdiende als hoofdredacteur van de conservatieve Java-Bode en later met zijn eigen krant naar verluidt twaalf duizend gulden per jaar (nu 300.000 Euro), meer dan een minister. Een gewone journalist moest genoegen nemen met vijfhonderd gulden per jaar. 

Busken Huet woonde acht jaar in Indië en vertrok in 1876 naar Parijs. Hij had zijn uitgeverij, drukkerij en 500 abonnees verkocht aan Schreutelkamp en Groeneveld en had daar maar liefst 60.000 gulden voor ontvangen. De Java-Bode werd daarna nog tot 1957 uitgegeven. 

Omgekocht?

Coenraads reputatie werd echter, nog meer, beschadigd toen uitlekte dat hij het conservatieve kabinet tegen betaling wilde adviseren over de beteugeling van de liberale pers in Indie. Dit laatste kostte hem de vriendschap met Multatuli. De liberale Coenraad was langzamerhand conservatief geworden. 

Met Busken Huet wil ik geen andere aanraking hebben dan door middel van de punt van mijn laars

Eduard Douwes dekker (Multatuli)

Sterke man

Busken Huet had ook een stevige mening over de inrichting van Nederland. Hij vond dat de koning Willem III een coup d’état moest plegen om zo verlost te worden van de Tweede Kamer, die hij het verderf noemde van den Nederlandse staat. Coenraad wilde een machtige vorst, bijgestaan door twee Kamers. Een van die kamers moest gekozen worden via het algemeen stemrecht en de ander door vertegenwoordigers van de hoge standen en hoge colleges, zoals de synode der Hervormde kerk en  de Roomsche geestelijkheid.

Veelschrijver

Conrad stond bekend als een voortreffelijk letterkundig criticus en veelschrijver. Hij was de auteur van de Litterarische Fantasien en Kritieken (5000 pagina’s in 25 delen) en Persoonlijke herinneringen aan Potgieter (1877).

Roman

In 1868 publiceerde Busken Huet zijn roman LidewydeCoenraad had de Nederlandse schrijvers altijd als ondermaats beoordeeld. De verwachtingen waren daarom hooggespannen, hoe zou de meester het ervan afbrengen? Het resultaat viel echter tegen. Het boek werd geen succes en veroorzaakte een schandaal door het realisme waarmee erotiek beschreven werd. Enige rancune naar de scherpslijper zal in de beoordelingen vast en zeker meegespeeld hebben. 

Carel Vosmaer

Coenraad had samen met de Haagse schrijver en collega-criticus Carel Vosmaer op het gymnasium gezeten. De twee jongemannen werden vrienden. Deze twintigjarige vriendschap verwaterde echter toen Vosmaer Busken Huets roman Lidewyde niet zo positief beoordeelde. En Vosmaer was ook kritisch over Huets Indisch ‘omkoopschandaal’ 

De bom barstte echter in 1874 toen de conservatieve Busken Huet een zeer kritische recensie schreef over de feministische Mina Kruseman. Vosmaer sprong met een ingezonden stuk in de bres voor Kruseman en dat leidde tot een regelrechte vete want Coenraad sloeg altijd terug. Vosmaer hield er een buitenechtelijke vriendin op na en Busken Huet greep in 1877 zijn kans door deze relatie, opnieuw in een ingezonden stuk, aan de grote klok te hangen. Zie ook de spotprent bovenaan deze pagina.

Cultuurhistorische studies

In de grote cultuurhistorische studies Het land van Rubens (1879) en Het land van Rembrand (1882-1884) bekeek Busken Huet de Nederlandse geschiedenis meer van een afstand. Hij was aanzienlijk kritischer dan wat tot dan toe gebruikelijk was. Desondanks was hij ook een bewonderaar van Rembrandt. Hij zei: ‘Java en De Staalmeesters zijn eigenlijk onze twee beste aanbevelingsbrieven’.

Busken Huet over de schilder Rembrandt: Hij is de knapste Hollander die ooit geleefd heeft.

Gouden Eeuw

In het land van Rembrand herintroduceerde Busken Huet de term ‘Gouden Eeuw’ en bepaalde hij dat Rembrandt de grootste Nederlandse schilder was.

Niet gewaardeerd

Busken Huet was zo radicaal dat hem geen eredoctoraat of benoeming tot hoogleraar gegund werd. Hoewel hij in december 1881 wel werd gevraagd om hoogleraar Nederlandse letterkunde in Leiden te worden.  Dit ging echter niet door omdat Willem Jonckbloet (van het Jonckbloetplein) besloot om nog twee jaar aan te blijven. In 1884 was Huets kans verkeken; de universiteit gaf toen de voorkeur aan de Haagse letterkundige Jan ten Brink (van de Jan ten Brinkstraat).

Majesteitsschennis

In zijn laatste levensjaar beledigde Coenraad onder het pseudoniem Fantasio koningin Emma hartgrondig. Zo hartgrondig dat Huets neef, die als uitgever voor de publicatie verantwoordelijk was, er een proces voor kreeg. Busken Huet had Emma een `Keulsche pottenmeid’ genoemd en een berooide vrouw die haar jeugd uit eerzucht had weggeworpen aan een afgeleefd man (koning Willem III). Dergelijke uitspraken werden gezien als majesteitsschennis.

Na de dood

Conrad overleed in 1886 in Parijs. Hij werd begraven op de begraafplaats Montparnasse. Bij de uitvaart waren Fransen en in Frankrijk woonachtige Nederlanders aanwezig, waaronder, naar verluidt, Theo van Gogh, de broer van Vincent. Busken Huet overleed zo onverwacht dat er vanuit Nederland geen kransen of huldeblijken werden gestuurd, tenminste dat was toen de verklaring.

Zie het tabje verderop met een verslag van de begrafenis.

Monumenten

In de zomer van 1995 werd het graf van Busken Huet op het kerkhof Montparnasse gerestaureerd. De restauratie werd uitgevoerd door de beeldhouwer Luc Ingels uit Walsoorden, Zeeuws-Vlaanderen.

Op 11 juni 1986 onthulde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een gedenksteen aan het sterfhuis van Busken Huet in Parijs. Rue de l’Université 107.

Busken Huet woonde in 1865 in het buitenhuis Sorghvliet aan de Bloemendaalseweg in Bloemendaal. Op 14 juli 1913 werd een gedenksteen onthuld in de gevel van het huidige huis, genaamd Nieuw Sorgh-vliet. De tenaamstelling van de Beeklaan in Bloemendaal werd veranderd in Busken Huetlaan.

Werken

De lijst geeft een overzicht van de geschreven werken van Conrad Busken Huet. Het overzicht bevat zowel theologische als literaire stukken, waaronder brieven over de bijbel, kanselredenen, romans, verhalen, reisverslagen, kritieken en een studie over de Nederlandse beschaving in de 17e eeuw.

Straat

Busken Huet was in de negentiende eeuw niet populair bij bestuurders. Dat probleem leek echter veertig jaar later te zijn opgelost, want op 18 juli 1921 werden twee straten in Spoorwijk naar Busken Huet vernoemd. De Busken Huetstraat begint bij de Alberdingk Thijmstraat en eindigt bij de Hildebrandstraat. De Lidewijdestraat loopt in een kromming van de Beetsstraat naar de Schimmelweg.

Onder de gekleurde tabbladen enkele van de werken van Conrad Busken Huet

Jozef Israels

De beroemde Haagse schilder Jozef Israels maakte het onderstaande portret van Busken-Huet. Deze was echter niet tevreden. Huet vertelde later hoe Israëls, ondanks meerdere pogingen, er niet in slaagde een treffende gelijkenis te schilderen. Uiteindelijk liet Israëls een foto van Huet maken  en gebruikte deze foto als basis voor het schilderij.
Huet was echter teleurgesteld over het resultaat en vond dat het schilderij meer leek op een ‘dode, in olieverf overgebragte fotografie’ dan op een levendig portret. Hij merkt op dat zelfs Israëls niet tevreden was met het eindresultaat en in een laatste poging nog fantasieogen schilderde omdat de ogen op de foto niet goed waren gelukt.

Het portret bleef in Israëls’ atelier tot hij het later cadeau gaf aan een van zijn leerlingen. Na de dood van deze leerling werd het portret te koop aangeboden door diens kinderen, waarna het via Johan Kneppelhout (van de Kneppelhoutstraat) uiteindelijk in 1879 in het bezit kwam van een verre neef, Coen van Oven. Deze hing het schilderij op in zijn studentenkamer in Leiden. Coen maakte later een kopie van het werk van Israel. Zie de foto hieronder.

In tegenstelling tot wat Huet suggereerde, was Israëls eigenlijk niet ontevreden met zijn werk aan het portret. ‘Ik voor mij vond het portret van Huet goed van kleur en houding, en mijne vrienden-kunstenaars, die bij me kwamen desgelijks.’ De ontevredenheid kwam van Anne Busken Huet, de vrouw van Coenraad, die het portret te streng en niet vriendelijk genoeg vond, waardoor Israëls besloot het niet af te leveren en het in zijn atelier achterliet.

Straatnamen en koningshuis

Vriend en Vijand