Bijenkorf (gedicht)

Stippen bewegen in een oertoestand. De mensen gisten om u op te brengen met vitusdansen. Hogepriesters plengen een nieuwe odeur. Het reukoffer brandt.

Gerrit Achterberg

Bijenkorf (gedicht)

Jongetjes jengelen aan moeders hand.
Winkeldieveggen, zakkenrollers mengen
zich in ’t gedrang. Aan lange navelstrengen
speelt groot en klein patertje langs de kant.

Namen weerklinken door een microfoon.
Meneer Van Dam bevindt zich in de massa.
Elk ogenblik kunt gij er onder zijn.

Dan zal ik mij vervoegen bij de cassa
en naar u informeren voor de schijn
en aan de juffrouw zeggen waar ik woon.

Gerrit Achterberg schreef in 1953 een gedicht over de Haagse vestiging van de Bijenkorf