Betje Wolff

Elisabeth Wolff-Bekker(Betje) was een Nederlands schrijfster. Ze werd samen met haar vriendin Aagje Deken een van de beroemdste schrijfsters van de achttiende eeuw. In 1933 werd in Moerwijk een straat naar Betje vernoemd.

Elisabeth Wolff-Bekker(Betje) was een Nederlands schrijfster. Ze werd samen met haar vriendin Aagje Deken een van de beroemdste schrijfsters van de achttiende eeuw. In 1933 werd in Moerwijk een straat naar Betje vernoemd.

Elizabeth Bekker werd in 1738 in Vlissingen geboren. Ze begon al op jonge leeftijd te schrijven en was al vroeg kritisch over het orthodoxe geloof van haar Vlissingse omgeving.

Leven

Rebel

Betje werd op zeventienjarige leeftijd door een vaandrig ‘geschaakt’ en werd door deze schande besmet. De kerkenraad van Vlissingen stelde haar onder censuur en de vaandrig werd gedwongen naar Indië te vertrekken.

Dominee

Ze werd gered door Adriaan Wolff, een oudere dominee die met haar een verstandshuwelijk sloot en haar naar de Beemster (Noord-Holland) meenam.

Tijdens de Verlichting, een periode die begon rond 1670, zochten denkers in Europa naar wegen om duisternis te verdrijven door middel van kennis. In die tijd schreef Betje felle geschriften tegen de regenten en de in haar ogen ouderwetse kerk. Ze kreeg hier veel kritiek op.

Eén van haar criticasters was Agatha Deken. De vrome Aagje was ontstemd over de felle spot van Betje Wolff en schreef haar een kritische brief. Er ontstond een drukke correspondentie, waaruit bleek dat Wolff en Deken qua mentaliteit helemaal niet zo veel van elkaar verschilden.

Patriotten

Patriotten wilden aan het einde van de 18e eeuw democratisering stimuleren en het absolutisme van stadhouder Willem V beëindigen.

Betje was een rasechte Patriot, en toen de stadhouder op 21 juli 1773 Beemster bezocht, mocht Betje, als vrouw van de dominee, een gedicht voordragen. Ze bleek echter eieren voor haar geld gekozen te hebben, want Willem V nam het gedicht welwillend in ontvangst. Zo riep ze onder andere de prins toe: ‘k Weet niets van u, mijn Prins, dan goed’.

Patriotten

De patriotten waren burgers in the Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die aan het einde van de 18e eeuw democratisering wilden stimuleren. Ze wilde ook aan het absolutisme, zoals zij dat zagen, van een falende stadhouder Willem V een einde maken. De Patriotten wilden economische macht omzetten in meer politieke invloed en waren geïnspireerd door de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de Franse Revolutie. De stadhouder Willem V was het hier uiteraard niet mee eens.

Aagje

De vriendschap tussen Betje en Aagje groeide uit tot een diepe, onbreekbare band en toen Adriaan Wolff in 1777 overleed, besloten Wolff en Deken bij elkaar te gaan wonen.

Aagje Deken had in de tussentijd een erfenis gekregen die het mogelijk maakte in De Rijp te gaan wonen. In 1781/1782 kochten ze ‘Lommerlust’, een buitenhuis in Beverwijk. In de tuin stond een rieten huisje, waarin ze samen hun werken schreven. Ze zouden voor de rest van hun leven bij elkaar blijven.

Sara Burgerhart

Beroemd werden de vriendinnen met ‘De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart’ (1 oktober 1782), Nederlands eerste oorspronkelijke briefroman.

In ‘Sara Burgerhart’ is er geen verteller aan het woord; in plaats daarvan wisselen de personages hun belevenissen uit in brieven aan elkaar. In het boek is Sara Burgerhart net zoals Aagje Deken een wees. En Burgerhart wordt net als Betje Wolff maatschappelijk veroordeeld vanwege een liefdesrelatie.

Het thema van het boek sprak velen aan: de zoektocht van een jonge vrouw naar geluk en liefde, terwijl de achterliggende boodschap revolutionair en volgens de Verlichting was: vrouwen moeten hun verstand ontwikkelen en zelfstandige keuzes maken.

Na ‘Sara Burgerhart’ schreven zij nog enkele brievenboeken, waaronder de omvangrijke ‘Historie van den heer Willem Leevend’ (1784-1785) en ‘Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut’ (1793-1796).

Rijk

De acht delen van het boek ‘Willem Leevend’ brachten zesduizend gulden op, los van wat andere geschriften opleverden. Destijds een klein fortuin.

De roman Sara Burgerhart kwam in 2020 in de Canon van Nederland terecht.

Frankrijk

Toen de stadhouder in 1787 de patriottenbeweging uit elkaar had geslagen, besloten de vermogende patriottische dames Nederland te verlaten.

Ze verkochten in 1788 hun landgoedje Lommerlust, veilden al hun boeken en prenten en vertrokken in gezelschap van een Franse vriendin naar Trévoux in Midden-Frankrijk.

Na acht jaar wilden ze terug naar Nederland keren. De beheerder van hun geld had echter het vermogen van de dames voor zijn eigen zaken gebruikt. Maar liefst 32.500 gulden was verdwenen.

Arm

De dames zaten dus in Frankrijk vast. Een jaar later lukte het met de hulp van een oude vriend alsnog de Bataafse Republiek (Nederland) te bereiken.

Den Haag

De verarmde vriendinnen vertrokken naar Den Haag omdat hun belangrijkste uitgever, Isaac van Cleef, hier aan het Spui woonde.

Bij deze uitgever verscheen eerder in 1782 de roman waarmee zij beroemd waren geworden: De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. Isaac van Kleef werd later een van de stichters van de Koninklijk Bibliotheek. De uitgeverij Van Cleef bestond tot 1967.

Het verarmde duo woonde de laatste zeven jaar van hun leven op diverse adressen in Den Haag en de vriendinnen leefden vooral van vertalingen omdat hun eigen publicaties bijna niet verkocht werden.

In oktober 1797 woonden de vriendinnen bij het Plein, op gemeubileerde kamers boven een winkel. Op 19 november lieten Wolff en Deken door notaris Cornelis van der Cocq een nieuw testament opmaken.

Aan het eind van de achttiende eeuw hield Betje Wolff nog een pleidooi om binnen de publieke staatskerk zoveel mogelijk ruimte te bieden aan andere religieuze stromingen. Het betoog had echter weinig impact. De invloed van de vriendinnen was voorbij.

Twee jaar later, in mei 1800, verhuisden ze naar het huis van koopman Hendrik Weber in de Spuistraat, waardoor ze vlak bij hun op het Spui gevestigde uitgever Isaac van Cleef kwamen te wonen. En weer twee jaar later, in mei 1802, verhuisden Betje en Aagje voor de laatste maal. Nu naar de Herderinnestraat, nr. 437 (nu nr. 7) Ze gingen inwonen bij Jansje Teerlink, een nicht van Betje.

De geldzorgen werden in 1800 verlicht dankzij een erfenis. In diezelfde tijd bleek Betje echter ernstig ziek te zijn en op 5 november 1804 overleed ze aan de gevolgen hiervan. Aagje stierf opvallend genoeg negen dagen later.

Herderinnestraat

Betje en Aagje woonden de laatste jaren van hun leven op de Herderinnestraat nummer 7. Dit pand bestaat nog steeds en bezit een van de laatste 17e-eeuwse Haagse trapgevels (1641).

De in Usselsteen opgetrokken trapgevel heeft strekken met natuurstenen sluitstenen boven de vensters, twaalf oorspronkelijke lelie-ankers en hardstenen tafels op de trappen. De winkelpui dateert van rond 1900.

Ter Navolging

De begraafplaats Ter navolging werd in 1777 gesticht door de Zwitser Abraham Pernot, werkzaam bij het stadhouderlijk hof in Den Haag. Het was dè begraafplaats voor progressieve en verlichte burgers. Beide vriendinnen werden hier op 9 (Betje) en 17 (Aagje) november 1804 begraven onder grafnummer 27.

Betje en Aagje werden na hun dood niet meer gelezen en daarna vergeten. Het graf werd daarom vijftig jaar na hun overlijden geruimd.

Vanaf 1865 raakte de letterkundige Johannes van Vloten (van de Van Vlotenstraat) echter in de ban van Betje en Aagje. Dit rakelde de belangstelling voor de beide dames weer op.

Scheurleer

Enige tijd later werd de Haagse bankier D.F Scheurleer de directeur van de begraafplaats Ter Navolging.

Deze fan vond een monument op zijn begraafplaats wel een goed idee en zo werd 21 oktober 1895 een memoriesteen onthuld. Klein probleem: de sterfdatum van Aagje Deken werd foutief vermeld – 17 in plaats van 14 november.

Bij de ingang van de begraafplaats is deze in de muur ingemetselde epitaaf nog te bewonderen. Het opschrift luidt: ‘Elizabeth Wolff geb. Bekker 24 Juli 1738-1804. 5 Nov. en Agatha Deken 10 Dec. 1741-1804..17 Nov’.

Lofrede

Na de dood van Deken en Wolff werd aan de predikant J. Konijnenburg gevraagd om een lofrede te schrijven. Er was echter een probleem. De mondige, eigenwijze en lesbische Wolff was er in haar jeugd vandoor gegaan met een vaandrig uit Vlissingen, een groot schandaal. Konijnenburg twijfelde daarom vanwege de ’twijfelachtige oordelen met betrekking tot Elisabeth Bekker’, iemand die hij persoonlijk kende.

Konijnenburg nam zijn taak echter serieus en won informatie in bij vrienden en vriendinnen, met name bij degenen die haar vanaf haar kindertijd kenden. Dit onderzoek overtuigde dat ‘het vreemde dat de afgelopen jaren van mond tot mond ging, met een schijn van verdiende afkeuring’, niet voortkwam ‘uit onzedelijke beginselen, maar alleen uit een levendig en speels intellect’.
Voor Aagje was het simpeler. Konijnenburg ontving ‘alleen maar de meest eervolle getuigenissen ‘.

Op 14 maart 1805 luisterden de heren van de Bataafsche Maatschappij, vergezeld van hun ‘waardige vrouwen welke tot dit feest harer Sexe genodigd waren’, naar de negentig pagina’s tellende toespraak van Konijnenburg.

Busken Huet

Conrad Busken Huet was de beroemdste en meest gevreesde literatuurcriticus van de negentiende eeuw. Zijn oma, Jacoba Busken, was in de achttiende-eeuw een vriendin van Betje Wolff geweest. Het lijkt erop dat Busken Huet de ‘met de liefde wedijverende vriendschap’ tussen Betje en en zijn grootmoeder, Jacoba Busken, verstoord zag door Aagje Deken.

Aagje was statig en deftig’, te ‘braaf’ en te ‘fors’. Ze was ‘Betje’s geheimschrijfster’, in feite een soort van bediende. De samenwerking was ‘een kwalijk bedekt gehouden fictie’. Betje ontving complimenten voor haar ‘satirique talent’, ‘geestigheid’, ‘levendigheid’ en ‘vlijmscherpe karakteristieken’. Aagje werkte voordat ze bij Betje introk als bediende in een winkel, wat volgens Busken Huet het bewijs was van haar onderontwikkeling..

Nagedachtenis

Betje Wolff en Aagje Dekens gezamenlijke schrijfstijl en de inhoud van hun werk hadden een opmerkelijke invloed op het literaire landschap van hun tijd, met name tijdens de opkomst van de Romantische periode. Ze werden echter, zoals wel vaker, al korte tijd na hun dood vergeten.

  • De hervormde predikant uit Gouda Petrus Theodorus Couperus (1722-1799), was bevriend was met Betje Wolff. Op een aan Betje Wolff en Aagje Deken gewijde tentoonstelling in Vlissingen in 1884 hing zijn portret aan de muur. Deze Couperus is een voorvader van de bekende schrijver Louis Couperus. Het schilderij was het eigendom van tante Wilhelmina Baud-Couperus en werd door de 21-jarige Louis persoonlijk bij de tentoonstelling afgeleverd.
  • Het gedeelte van Moerwijk rond de Jan Luykenlaan en de Betje Wolffstraat werd in de jaren 1930 gebouwd in de Eskamppolder.
  • De Betje Wolffstraat werd op 21 augustus 1933 gesticht. De bebouwing volgde echter pas aan het begin van de jaren 1950. De straat loopt van de Melis Stokelaan naar de Erasmusweg.
  • De buurtwinkels werden in 1951 opgeleverd en op negentien november 1951 feestelijk geopend door toenmalige wethouder J. van Aartsen.
  • Op negen november 1954 opende het Gemeentemuseum een tentoonstelling ter ere van het feit dat Betje Wolff en Aagje Deken 150 jaar eerder waren overleden.
  • Op twaalf oktober 1957 werd de Betje Wolffbrug (over de Korte Laak op de Erasmusweg) officieel in gebruik gesteld. De actrice Coba Kelling (uit Swiebertje), verkleed als Betje Wolff, knipte het lintje door.
  • Op vijf november 2004, op het uur af 200 jaar na de dood van Betje Wolff, bracht de schrijver Kees ’t Hart om 13.30 uur op de begraafplaats Ter Navolging een ode aan de schrijfster.
  • In Nederland zijn er ruim veertig plaatsen waar straten naar Aagje en Betje zijn vernoemd.
  • De Canon van Nederland is een lijst met de vijftig belangrijkste thema’s uit de Nederlandse geschiedenis. De beroemdste roman van Betje en Aagje, ‘Sara Burgerhart’, werd in 2020 aan deze Canon toegevoegd.

Boeken

                             
Jaar Auteur Boek
1763 Betje Bespiegelingen over het genoegen, dichtmatig voorgesteld
1765 Betje Bespiegelingen over den staat der rechtheid: dichtmatig voorgesteld
1765 Betje Eenzame nacht gedachten, over den slaap en den dood
1766 Betje Een nieuw scheepslied, gemaakt ter eere zyner doorluchtige hoogheid Willem den Vyfden By gelegenheid van hoogstdeszelfs installatie als heer van Vlissingen
1769 Betje Walcheren, in vier gezangen
1769 Betje De Nederlandsche vrijheid aan der Corsen generaal Pascal Paoli
1772 Betje De menuet en de dominees pruik
1772 Betje De onveranderlyke Santhorstsche geloofsbelydenis. In rym gebragt door eene zuster der Santhorstsche gemeente
1772 Betje Lier- veld- en mengel-zangen
1772 Betje Zedenzang, aan de menschenliefde, by het verbranden des Amsteldamschen schouwburgs : Op den XIden van bloeimaand, MDCCLXXII
1773 Betje Jacoba van Beieren aan Frank van Borsselen
1774 Betje Aan mynen geest: hekeldicht
1775 Betje Arnold Geesteranus aan Maria van Reigersbergen, echtgenoote van Mr. Hugo de Groot. Enz.
1776 Betje Brieven van Constantia Paulina Dortsma, oudste dochter van wylen den heere Paulus Dortsma, geschreeven aan haare nigt Scriblera van Utrecht. Uitgegeeven en met een ophelderende voorreede vermeerderd door mr. Paulus Dortsma, secundus
1777 Betje en Aagje Brieven
1778 Betje Beemster-winter-buitenleven: Twee brieven
1779 Betje Proeve over de opvoeding, aan de Nederlandsche moeders
1779 Betje en Aagje Het nut der Vaderlandsche Maatschappye van Redery en Koophandel, opgerecht te Hoorn
1779 Betje en Aagje Nederlands verpligting tot het handhaven der nuttige maatschappyen en genootschappen in ons vaderland. Inzonderheid haare betrekking hebbende op den oeconomischen tak en de Vaderlandsche Maatschappy te Hoorn
1780-1781 Betje en Aagje Brieven over verscheiden onderwerpen (drie delen)
1781 Betje en Aagje Onderwyzend gesprek, over het geloof en de zedenleer der Christenen; in negen-en-twintig lessen
1781 Betje en Aagje conomische liedjes (drie delen)
1782 Betje en Aagje Twaalf leerredenen en eenige gebeden, ten gebruike van den gemeenen man
1782 Betje en Aagje Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (twee delen)
1784 Betje en Aagje Fabelen
1784-1785 Betje en Aagje Historie van den heer Willem Leevend (acht delen)
1787-1789 Betje en Aagje Brieven van Abraham Blankaart (drie delen)
1789 Betje en Aagje Wandelingen door Bourgogne
1793-1796 Betje en Aagje Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut; of, De gevolgen der opvoeding (zes delen)
1798 Betje en Aagje Gedichten en liedjens voor het vaderland; benevens eene aanspraak aan het Bataafsche Volk
1802 Betje en Aagje Geschrift eener bejaarde vrouw (twee delen)
1775 Aagje Stichtelijke gedichten (samen met Maria Bosch)
1781 Betje en Aagje Economische gedichten
1799 Aagje Mijn offerande aan het vaderland
1804 Aagje Liederen voor den boerenstand
1804 Aagje Christelijke gezangen en liederen
1805 Aagje Liederen voor ouders en kinderen