Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Elisabeth Wolff-Bekker(Betje) was een Nederlands schrijfster. Ze werd samen met haar vriendin Aagje Deken een van de beroemdste schrijfsters van de achttiende eeuw. In 1933 werd in Moerwijk een straat naar Betje vernoemd.
Elisabeth Wolff-Bekker(Betje) was een Nederlands schrijfster. Ze werd samen met haar vriendin Aagje Deken een van de beroemdste schrijfsters van de achttiende eeuw. In 1933 werd in Moerwijk een straat naar Betje vernoemd.
Elizabeth Bekker werd in 1738 in Vlissingen geboren. Ze begon al op jonge leeftijd te schrijven en was al vroeg kritisch over het orthodoxe geloof van haar Vlissingse omgeving.
Betje werd op zeventienjarige leeftijd door een vaandrig ‘geschaakt’ en werd door deze schande besmet. De kerkenraad van Vlissingen stelde haar onder censuur en de vaandrig werd gedwongen naar Indië te vertrekken.
Ze werd gered door Adriaan Wolff, een oudere dominee die met haar een verstandshuwelijk sloot en haar naar de Beemster (Noord-Holland) meenam.
Tijdens de Verlichting, een periode die begon rond 1670, zochten denkers in Europa naar wegen om duisternis te verdrijven door middel van kennis. In die tijd schreef Betje felle geschriften tegen de regenten en de in haar ogen ouderwetse kerk. Ze kreeg hier veel kritiek op.
Eén van haar criticasters was Agatha Deken. De vrome Aagje was ontstemd over de felle spot van Betje Wolff en schreef haar een kritische brief. Er ontstond een drukke correspondentie, waaruit bleek dat Wolff en Deken qua mentaliteit helemaal niet zo veel van elkaar verschilden.
Patriotten wilden aan het einde van de 18e eeuw democratisering stimuleren en het absolutisme van stadhouder Willem V beëindigen.
Betje was een rasechte Patriot, en toen de stadhouder op 21 juli 1773 Beemster bezocht, mocht Betje, als vrouw van de dominee, een gedicht voordragen. Ze bleek echter eieren voor haar geld gekozen te hebben, want Willem V nam het gedicht welwillend in ontvangst. Zo riep ze onder andere de prins toe: ‘k Weet niets van u, mijn Prins, dan goed’.
De vriendschap tussen Betje en Aagje groeide uit tot een diepe, onbreekbare band en toen Adriaan Wolff in 1777 overleed, besloten Wolff en Deken bij elkaar te gaan wonen.
Aagje Deken had in de tussentijd een erfenis gekregen die het mogelijk maakte in De Rijp te gaan wonen. In 1781/1782 kochten ze ‘Lommerlust’, een buitenhuis in Beverwijk. In de tuin stond een rieten huisje, waarin ze samen hun werken schreven. Ze zouden voor de rest van hun leven bij elkaar blijven.
Beroemd werden de vriendinnen met ‘De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart’ (1 oktober 1782), Nederlands eerste oorspronkelijke briefroman.
In ‘Sara Burgerhart’ is er geen verteller aan het woord; in plaats daarvan wisselen de personages hun belevenissen uit in brieven aan elkaar. In het boek is Sara Burgerhart net zoals Aagje Deken een wees. En Burgerhart wordt net als Betje Wolff maatschappelijk veroordeeld vanwege een liefdesrelatie.
Het thema van het boek sprak velen aan: de zoektocht van een jonge vrouw naar geluk en liefde, terwijl de achterliggende boodschap revolutionair en volgens de Verlichting was: vrouwen moeten hun verstand ontwikkelen en zelfstandige keuzes maken.
Na ‘Sara Burgerhart’ schreven zij nog enkele brievenboeken, waaronder de omvangrijke ‘Historie van den heer Willem Leevend’ (1784-1785) en ‘Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut’ (1793-1796).
De acht delen van het boek ‘Willem Leevend’ brachten zesduizend gulden op, los van wat andere geschriften opleverden. Destijds een klein fortuin.
De roman Sara Burgerhart kwam in 2020 in de Canon van Nederland terecht.
Toen de stadhouder in 1787 de patriottenbeweging uit elkaar had geslagen, besloten de vermogende patriottische dames Nederland te verlaten.
Ze verkochten in 1788 hun landgoedje Lommerlust, veilden al hun boeken en prenten en vertrokken in gezelschap van een Franse vriendin naar Trévoux in Midden-Frankrijk.
Na acht jaar wilden ze terug naar Nederland keren. De beheerder van hun geld had echter het vermogen van de dames voor zijn eigen zaken gebruikt. Maar liefst 32.500 gulden was verdwenen.
De dames zaten dus in Frankrijk vast. Een jaar later lukte het met de hulp van een oude vriend alsnog de Bataafse Republiek (Nederland) te bereiken.
De verarmde vriendinnen vertrokken naar Den Haag omdat hun belangrijkste uitgever, Isaac van Cleef, hier aan het Spui woonde.
Bij deze uitgever verscheen eerder in 1782 de roman waarmee zij beroemd waren geworden: De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. Isaac van Kleef werd later een van de stichters van de Koninklijk Bibliotheek. De uitgeverij Van Cleef bestond tot 1967.
Het verarmde duo woonde de laatste zeven jaar van hun leven op diverse adressen in Den Haag en de vriendinnen leefden vooral van vertalingen omdat hun eigen publicaties bijna niet verkocht werden.
In oktober 1797 woonden de vriendinnen bij het Plein, op gemeubileerde kamers boven een winkel. Op 19 november lieten Wolff en Deken door notaris Cornelis van der Cocq een nieuw testament opmaken.
Aan het eind van de achttiende eeuw hield Betje Wolff nog een pleidooi om binnen de publieke staatskerk zoveel mogelijk ruimte te bieden aan andere religieuze stromingen. Het betoog had echter weinig impact. De invloed van de vriendinnen was voorbij.
Twee jaar later, in mei 1800, verhuisden ze naar het huis van koopman Hendrik Weber in de Spuistraat, waardoor ze vlak bij hun op het Spui gevestigde uitgever Isaac van Cleef kwamen te wonen. En weer twee jaar later, in mei 1802, verhuisden Betje en Aagje voor de laatste maal. Nu naar de Herderinnestraat, nr. 437 (nu nr. 7) Ze gingen inwonen bij Jansje Teerlink, een nicht van Betje.
De geldzorgen werden in 1800 verlicht dankzij een erfenis. In diezelfde tijd bleek Betje echter ernstig ziek te zijn en op 5 november 1804 overleed ze aan de gevolgen hiervan. Aagje stierf opvallend genoeg negen dagen later.
Betje en Aagje woonden de laatste jaren van hun leven op de Herderinnestraat nummer 7. Dit pand bestaat nog steeds en bezit een van de laatste 17e-eeuwse Haagse trapgevels (1641).
De in Usselsteen opgetrokken trapgevel heeft strekken met natuurstenen sluitstenen boven de vensters, twaalf oorspronkelijke lelie-ankers en hardstenen tafels op de trappen. De winkelpui dateert van rond 1900.
De begraafplaats Ter navolging werd in 1777 gesticht door de Zwitser Abraham Pernot, werkzaam bij het stadhouderlijk hof in Den Haag. Het was dè begraafplaats voor progressieve en verlichte burgers. Beide vriendinnen werden hier op 9 (Betje) en 17 (Aagje) november 1804 begraven onder grafnummer 27.
Betje en Aagje werden na hun dood niet meer gelezen en daarna vergeten. Het graf werd daarom vijftig jaar na hun overlijden geruimd.
Vanaf 1865 raakte de letterkundige Johannes van Vloten (van de Van Vlotenstraat) echter in de ban van Betje en Aagje. Dit rakelde de belangstelling voor de beide dames weer op.
Enige tijd later werd de Haagse bankier D.F Scheurleer de directeur van de begraafplaats Ter Navolging.
Deze fan vond een monument op zijn begraafplaats wel een goed idee en zo werd 21 oktober 1895 een memoriesteen onthuld. Klein probleem: de sterfdatum van Aagje Deken werd foutief vermeld – 17 in plaats van 14 november.
Bij de ingang van de begraafplaats is deze in de muur ingemetselde epitaaf nog te bewonderen. Het opschrift luidt: ‘Elizabeth Wolff geb. Bekker 24 Juli 1738-1804. 5 Nov. en Agatha Deken 10 Dec. 1741-1804..17 Nov’.
Na de dood van Deken en Wolff werd aan de predikant J. Konijnenburg gevraagd om een lofrede te schrijven. Er was echter een probleem. De mondige, eigenwijze en lesbische Wolff was er in haar jeugd vandoor gegaan met een vaandrig uit Vlissingen, een groot schandaal. Konijnenburg twijfelde daarom vanwege de ’twijfelachtige oordelen met betrekking tot Elisabeth Bekker’, iemand die hij persoonlijk kende.
Konijnenburg nam zijn taak echter serieus en won informatie in bij vrienden en vriendinnen, met name bij degenen die haar vanaf haar kindertijd kenden. Dit onderzoek overtuigde dat ‘het vreemde dat de afgelopen jaren van mond tot mond ging, met een schijn van verdiende afkeuring’, niet voortkwam ‘uit onzedelijke beginselen, maar alleen uit een levendig en speels intellect’.
Voor Aagje was het simpeler. Konijnenburg ontving ‘alleen maar de meest eervolle getuigenissen ‘.
Op 14 maart 1805 luisterden de heren van de Bataafsche Maatschappij, vergezeld van hun ‘waardige vrouwen welke tot dit feest harer Sexe genodigd waren’, naar de negentig pagina’s tellende toespraak van Konijnenburg.
Conrad Busken Huet was de beroemdste en meest gevreesde literatuurcriticus van de negentiende eeuw. Zijn oma, Jacoba Busken, was in de achttiende-eeuw een vriendin van Betje Wolff geweest. Het lijkt erop dat Busken Huet de ‘met de liefde wedijverende vriendschap’ tussen Betje en en zijn grootmoeder, Jacoba Busken, verstoord zag door Aagje Deken.
Aagje was statig en deftig’, te ‘braaf’ en te ‘fors’. Ze was ‘Betje’s geheimschrijfster’, in feite een soort van bediende. De samenwerking was ‘een kwalijk bedekt gehouden fictie’. Betje ontving complimenten voor haar ‘satirique talent’, ‘geestigheid’, ‘levendigheid’ en ‘vlijmscherpe karakteristieken’. Aagje werkte voordat ze bij Betje introk als bediende in een winkel, wat volgens Busken Huet het bewijs was van haar onderontwikkeling..
Betje Wolff en Aagje Dekens gezamenlijke schrijfstijl en de inhoud van hun werk hadden een opmerkelijke invloed op het literaire landschap van hun tijd, met name tijdens de opkomst van de Romantische periode. Ze werden echter, zoals wel vaker, al korte tijd na hun dood vergeten.
Jaar | Auteur | Boek |
---|---|---|
1763 | Betje | Bespiegelingen over het genoegen, dichtmatig voorgesteld |
1765 | Betje | Bespiegelingen over den staat der rechtheid: dichtmatig voorgesteld |
1765 | Betje | Eenzame nacht gedachten, over den slaap en den dood |
1766 | Betje | Een nieuw scheepslied, gemaakt ter eere zyner doorluchtige hoogheid Willem den Vyfden By gelegenheid van hoogstdeszelfs installatie als heer van Vlissingen |
1769 | Betje | Walcheren, in vier gezangen |
1769 | Betje | De Nederlandsche vrijheid aan der Corsen generaal Pascal Paoli |
1772 | Betje | De menuet en de dominees pruik |
1772 | Betje | De onveranderlyke Santhorstsche geloofsbelydenis. In rym gebragt door eene zuster der Santhorstsche gemeente |
1772 | Betje | Lier- veld- en mengel-zangen |
1772 | Betje | Zedenzang, aan de menschenliefde, by het verbranden des Amsteldamschen schouwburgs : Op den XIden van bloeimaand, MDCCLXXII |
1773 | Betje | Jacoba van Beieren aan Frank van Borsselen |
1774 | Betje | Aan mynen geest: hekeldicht |
1775 | Betje | Arnold Geesteranus aan Maria van Reigersbergen, echtgenoote van Mr. Hugo de Groot. Enz. |
1776 | Betje | Brieven van Constantia Paulina Dortsma, oudste dochter van wylen den heere Paulus Dortsma, geschreeven aan haare nigt Scriblera van Utrecht. Uitgegeeven en met een ophelderende voorreede vermeerderd door mr. Paulus Dortsma, secundus |
1777 | Betje en Aagje | Brieven |
1778 | Betje | Beemster-winter-buitenleven: Twee brieven |
1779 | Betje | Proeve over de opvoeding, aan de Nederlandsche moeders |
1779 | Betje en Aagje | Het nut der Vaderlandsche Maatschappye van Redery en Koophandel, opgerecht te Hoorn |
1779 | Betje en Aagje | Nederlands verpligting tot het handhaven der nuttige maatschappyen en genootschappen in ons vaderland. Inzonderheid haare betrekking hebbende op den oeconomischen tak en de Vaderlandsche Maatschappy te Hoorn |
1780-1781 | Betje en Aagje | Brieven over verscheiden onderwerpen (drie delen) |
1781 | Betje en Aagje | Onderwyzend gesprek, over het geloof en de zedenleer der Christenen; in negen-en-twintig lessen |
1781 | Betje en Aagje | conomische liedjes (drie delen) |
1782 | Betje en Aagje | Twaalf leerredenen en eenige gebeden, ten gebruike van den gemeenen man |
1782 | Betje en Aagje | Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (twee delen) |
1784 | Betje en Aagje | Fabelen |
1784-1785 | Betje en Aagje | Historie van den heer Willem Leevend (acht delen) |
1787-1789 | Betje en Aagje | Brieven van Abraham Blankaart (drie delen) |
1789 | Betje en Aagje | Wandelingen door Bourgogne |
1793-1796 | Betje en Aagje | Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut; of, De gevolgen der opvoeding (zes delen) |
1798 | Betje en Aagje | Gedichten en liedjens voor het vaderland; benevens eene aanspraak aan het Bataafsche Volk |
1802 | Betje en Aagje | Geschrift eener bejaarde vrouw (twee delen) |
1775 | Aagje | Stichtelijke gedichten (samen met Maria Bosch) |
1781 | Betje en Aagje | Economische gedichten |
1799 | Aagje | Mijn offerande aan het vaderland |
1804 | Aagje | Liederen voor den boerenstand |
1804 | Aagje | Christelijke gezangen en liederen |
1805 | Aagje | Liederen voor ouders en kinderen |