Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Zes-en-een-kwart was de spotnaam die de Hagenaars gaven aan Arthur Seyss-Inquart, de Oostenrijkse nazi-politicus die tijdens de Tweede Wereldoorlog als Rijkscommissaris namens nazi-Duitsland Nederland bezette.
Arthur Seyss-Inquart speelde in 1938 een cruciale rol bij de Anschluss, de annexatie van Oostenrijk door nazi-Duitsland. Hij werd hier eerst minister van Binnenlandse Zaken en vervolgens bondskanselier van Oostenrijk, waarna hij de Duitse troepen zonder militaire tegenstand het land liet binnenmarcheren.
In 1939 kreeg Seyss-Inquart de functie van plaatsvervangend gouverneur-generaal van het door Duitsland bezette Polen, waar hij betrokken was bij de onderdrukking van de Poolse bevolking. Zijn carrière zette zich echter ook daarna voort.
Nederland
Na de overgave van het Nederlandse leger op 15 mei 1940 werd Seyss-Inquart op 18 mei benoemd tot Rijkscommissaris van Nederland. Op 29 mei 1940 verving Seyss-Inquart op hert Binnenhof formeel het militaire bestuur door een civiel Duits bestuur onder zijn leiding. Zijn officiële kantoor zat in het voormalige Departement van Buitenlandse Zaken aan het Plein, pal naast het Binnenhof. Vrijdagochtend hield hij daar steevast zijn Chefsitzung met top-NS-en SS-functionarissen.
Vriendelijk
Tijdens zijn inauguratierede benadrukte Arthur Seyss-Inquart de zogenaamd vriendschappelijke betrekkingen tussen Duitsland en Nederland en stelde hij dat de Duitse inval een noodzakelijk kwaad was om Duitsland te beschermen. Hij probeerde aanvankelijk met mooie woorden de medewerking van de Nederlanders te verkrijgen.
Clingendael
Seyß-Inquart koos het landgoed Clingendael,dat sinds de dood in 1939 van bewoonster M.M. barones Van Brienen leegstond, als zijn residentie. Het statige buitenverblijf, gelegen aan de rand van Wassenaar, bood met zijn uitgestrekte tuinen en vijvers volop ruimte voor ontvangst en ontspanning. In de winter werden de vijvers gebruikt om te schaatsen en om zijn favoriete sport, het Eisschiessen, een soort curling op ijs, te beoefenen. In de zomer speelde Arthur graag tennis op de eigen baan van het landgoed. Door een oude blessure aan zijn been, ontstaan na een val in de bergen, kon hij zich echter beperkt bewegen. Zijn spottende bijnaam werd daarom Zes-en-een-kwart. Arthurs Nederlandse tennisleraar kreeg de taak om de ballen zo te plaatsen dat zijn leerling zonder al te veel inspanning kon terugslaan.
De Rijkscommissaris liet bij het begin van de oprijlaan een wachthuisje neerzetten. En verder een extra woning voor het bewakingspersoneel (nu Clingendael 12). Beide gebouwen staan er nog steeds.
Tennis met collega’s
Arthur Seyss-Inquart kreeg regelmatig collega-nazi’s op bezoek. Zo speelde Seyss-Inquart een tennis dubbelspel met Heinrich Himmler; de tegenstander was onder andere Hanns Rauter. En ook de manke Joseph Goebbels was weleens van de partij.
Op de grasvelden werden regelmatig potjes croquet gespeeld en er vonden optredens plaats met dans, muziek en toneel. In de wintertuin waren er geregeld huisconcerten, verzorgd door solisten uit Oostenrijk, Duitsland en Nederland.
De Nederlandse componist en pianist Cor de Groot trad af en toe op voor de Rijkscommissaris. Arthur luisterde daar ook vaak naar zijn collectie klassieke platen, meestal samen met zijn vriend enGeneralbevollmächtigter Friedrich Wimmer. Deze vriendgetuigde in 1946 in het proces van Neurenberg tegen Seyß-Inquart.
Mengelberg
Willem Mengelberg was de favoriete dirigent van Arthur Seyss-Inquart. Toch weigerde Mengelberg om op te treden tijdens concerten die georganiseerd werden op Clingendael.
Karig
Buiten het sportieve vermaak bood het landhuis Clingendael ook ruimte voor officiële diners. Deze bijeenkomsten hadden echter geen goede reputatie binnen de Duitse bureaucratie. Er werd per persoon niet meer dan één glas wijn geschonken. Het menu was uitermate karig: het vlees ging slechts één keer rond, groenten en aardappelen hooguit twee keer. Het dessert bestond uit pudding, of werd soms zelfs helemaal weggelaten. Seyss-Inquart vond dit meer dan toereikend voor zijn gasten, maar de gasten zelf dachten daar anders over.
Nog honger
Op een avond stormde kok Riesch overstuur de kamer van Gertrud Seyss-Inquart binnen: een groep Berlijnse functionarissen was na het sobere diner op Clingendael opnieuw gesignaleerd in een restaurant in Den Haag, waar ze een tweede maaltijd nuttigden.
Dochter
Dochter Dorli had fijne herinneringen aan haar tijd op landgoed Clingendael, vooral rond kerst. Ze ging naar de Duitse school aan de Wassenaarseweg en nam regelmatig klasgenoten mee naar huis. Toch kon ze, ondanks die prettige momenten, niet zomaar overal naartoe. Er was altijd beveiliging in haar buurt, wat haar vrijheid behoorlijk beperkte.
Rijkscommissaris
Als Rijkscommissaris was Seyss-Inquart verantwoordelijk voor het implementeren van het nazibeleid in Nederland, wat leidde tot de vervolging en deportatie van Joden, het onderdrukken van het verzet, en de uitvoering van verschillende andere repressieve maatregelen.
Jodenvraag
Seyss-Inquart sprak zich expliciet uit tegen de Joodse bevolking en stimuleerde antisemitische maatregelen en propaganda. Onder zijn leiding werden Joden uit overheidsdiensten verwijderd, hun registratie en isolatie georganiseerd en uiteindelijk grootschalige deportaties opgezet. De deportaties begonnen systematisch vanaf de zomer van 1942, waarbij meer dan honderdduizend Nederlandse Joden werden gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen, waarbij het merendeel omkwam
Seyss-Inquart in een toespraak: En dan zou ik graag nog even wat over de Jodenvraag zeggen. Wij zien de Joden niet als een deel van het Nederlandse volk. De Joden zijn voor ons geen Nederlanders. Zij zijn vijanden, met wie wij noch tot een wapenstilstand, noch tot een vrede kunnen komen. Verwacht u van mij geen verordening die dit vaststelt, behalve politiemaatregelen. Wij zullen de Joden raken, waar wij ze raken kunnen. En wie hen helpt, zal net zo hard getroffen worden.
Kortom, Seyss-Inquart was niet slechts een formeel bestuurder, maar een actief en fanatiek uitvoerder van het nazi-antisemitische beleid in Nederland. Hij was direct verantwoordelijkheid voor de deportatie en de daaropvolgende vernietiging van een groot deel van de Nederlandse Joodse bevolking.
Atlantikwall
De Engelsen waren niet verslagen en een invasie dreigde. De Nazi’s besloten daarom tot de bouw van grote verdedigingswerken. De Atlantikwall liep in Den Haag van Kijkduin in het zuidwesten tot voorbij Scheveningen-Bad. Verder landinwaarts via de huidige Sportlaan en Kennedylaan, dwars door de Scheveningse Bosjes en het Haagse Bos tot aan Duindigt. Dit gebied werd door de Duitse bezetter omgevormd tot de Stützpunktgruppe Scheveningen.
Ook landgoed Clingendael, waar Seyss-Inquart woonde, viel binnen deze zone. Alle bewoners die niet als onmisbaar werden beschouwd voor het functioneren van deze verdedigingslinie, moesten het gebied verlaten. Dit betrof ongeveer een kwart van de Haagse bevolking: zon 135.000 mensen. In Scheveningen bleven slechts circa 7.000 bewoners achter, in het Benoordenhout ongeveer 3.000. Toegang tot het Sperrgebiet was strikt gereguleerd via een beperkt aantal controleposten.
In en rondom het landgoed werden tientallen bunkers gebouwd.
Bunker
Seyss-Inquart bleef als gezicht van de Duitse bezetter in Den Haag toen veel ambtenaren naar veiliger steden waren uitgeweken. Een ondergrondse, bom-bestendige werk- én woonplek moest hem en zijn staf beschermen tegen geallieerde luchtaanvallen. De bunker werd in 1942 gebouwd op ca. 400 meter van zijn woning zodat hij in een paar minuten ondergronds kon verdwijnen. De bouw werd uitgevoerd door de Abteilung Siedlung und Bauten onder leiding van zwager Walter Münster. Handig om alles buiten het oog van de Wehrmacht-bureaucratie om te regelen. De minister voor Bewapening en Munitie Albert Speer vond dat de bunker veel te groot werd.
Het gebouw, ontworpen in de vorm van een boerderij, had en heeft imposante afmetingen: 61 meter lang, 30 meter breed en 20 meter hoog. Binnenin bevindt zich een massieve betonnen kern van 49 bij 17 meter en 15 meter hoog. Deze kern is gebouwd als een versterkt binnenverblijf met muren van 2 meter dik en een dak van gewapend beton van maar liefst 4 meter dik. Op het betonnen dak liggen reguliere dakpannen, bedoeld om het geheel op een gewone boerderij te laten lijken. Twee opvallend grote schoorstenen op het dak dienden in werkelijkheid als opstelpunten voor 2 cm Flak luchtafweergeschut.
Vertrek
In 1944 verhuisde Anton Seyss-Inquart dan toch zijn hoofdkwartier van Den Haag naar Apeldoorn uit angst voor de geallieerde opmars (Dolle Dinsdag) en de toenemende oorlogshandelingen in de regio.
Na de oorlog werd hij door het Internationale Militaire Tribunaal in Neurenberg berecht als een van de 22 grote oorlogsmisdadigers.Seyss-Inquart werd op 1 oktober 1946 ter dood veroordeeld en op 16 oktober 1946 opgehangen in Neurenberg.
Plundering
Na de oorlog verbrandde de rentmeester vrijwel alle documenten op het graveld voor de deur. Een nieuwsgierige menigte kwam daarna ook nog langs. Het is onbekend of er tijdens deze onrust bezittingen van freule Daisy werden gestolen. De formele afhandeling van nalatenschap van de freule die in 1939 was overleden vond pas plaats op 30 september 1954. Op diezelfde datum werd het gehele landgoed, inclusief de opstallen, eigendom van de gemeente Den Haag.
De Haagse parken kwamen er tijdens de oorlog slecht vanaf. Clingendael bleef echter grotendeels intact omdat de grote baas Seyss-Inquart er woonde.
De Nazi’s Hanns Rauter (18951949) was een Oostenrijkse SS-Obergruppenführer en de hoogste SS- en politiechef in Nederland. Hij stond rechtstreeks onder bevel van SS-leider Heinrich Himmler en rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart
Joseph Goebbels (18971945) was vooral bekend als minister van Volksvoorlichting en Propaganda. Hij speelde een sleutelrol in het opzwepen van de Duitse bevolking en het creëren van de zogenaamde Führer-mythe rond Hitler.
Heinrich Himmler was een van de hoofdverantwoordelijken voor de Holocaust. Hij organiseerde en coördineerde de systematische vervolging en vernietiging van Joden, Roma, en andere groepen die door het regime als ongewenst werden beschouwd.
Gertrud Seyss-Inquart-Maschka (? 1892 30 september 1952) was de Oostenrijkse vrouw van Arthur Seyss-Inquart. Ze trad vrijwel niet op de voorgrond. Na de executie van haar man op 16 okt 1946 leefde ze teruggetrokken in Oostenrijk. Spotlied Zes en een kwart, jij met je manke benen,
Zes en een kwart, hoepel jij maar op naar Wenen.
Hier is geen eten meer, alles is gejat.
Keer naar je heimat weer, zes en een kwart
Rede Bij zijn benoeming tot Reichskommissar für die besetzten Niederlande (rijkscommissaris voor het bezette Nederland) hield Arthur Seyss-Inquart op 29 mei 1940 in de Ridderzaal te Den Haag een inaugurele rede. In deze toespraak benadrukte hij de bloedverwantschap en vriendschap tussen Duitsland en Nederland.
Heeren Bevelhebbers,
Kameraden in de Partij,
In de Weermacht en in den Staat,
Mijne Heeren,
In dit uur gaat het hoogste regeeringsgezag in het civiele bestuur in de Nederlanden, overeenkomstig den wil van den Führer, op mij over. Nog geen drie wekengeleden moest de Duitsche weermacht dit land in haar bescherming nemen, om te verhinderen, dat het met miskenning van alle beginselen der neutraliteit tot basis gemaakt werd van den stoot in het hart van het Duitsche industriegebied, zooals in debedoeling lag van de vijanden van het Duitsche volk.
Nadat alle verwachtingen en plannen der Westelijke mogendheden waren ineengestort, was het duidelijk, dat dezen een laatsten uitweg voor het dreigende noodlot zoekend niet zouden aarzelen ook dezen stap te doen. De Nederlanden waren het tooneel geworden van de bloedigste en hevigste gevechten, die in hun felheid en vernietiging nog den geweldigen slag, welke thans in Vlaarderen en Noord-Frankrijk op zegevierende wijze beëindigd wordt, zouden hebben overtroffen.
Reeds thans is het mogelijk, dank zij de grootmoedigheid van den Führer en de kracht van de Duitsche weermacht, de ordening van het openbare leven weder zoodanig te herstellen, dat deze in den gewonen gang van zaken slechts in zooverre zal ingrijpen, als de bijzondere omstandigheden van dit oogenblik zulks vereischen.
Ik wil op dit oogenblik nu het hoogste regeeringsgezag in het civiele bestuur in de Nederlanden, krachtens opdracht van den Führer van het groot-Duitsche Rijk en oppersten bevelhebber van de Duitsche weermacht op mij overgaat, het Nederlandsche volk op duidelijke wijze uiteenzetten, waar het om gaat. Op een ding wensch ik aan het begin van mijn betoog den nadruk te leggen: alle wapensuccessen en de heerlijkste overwinning, die ooit bevochten werd en thans in Vlaanderen werkelijkheid wordt, veranderen niets aan het feit, dat wij Duitschers liever met de tot een groet opgeheven open hand naar dit land waren gekomen, dan met de wapenen in de vuist.
Dit feit zal eens voor den rechterstoel der geschiedenis op beslissende wijze de verantwoording voor al het ongeluk en alle vernietiging op de schouders leggen van hen, die niet opgewassen waren tegen de grootheid van dit uur. Het Duitsche volk staat in zijn laatsten beslissenden strijd, waarin het ook gaat om de laatste beslissing over zijn of niet te zijn. Erzijn nog staten en regeeringen in Europa, die niet willen inzien, dat tachtig miljoen Duitschers heden tot een krachtige eenheid en tot een machtig rijk aaneengesloten zijn. Deze tachtig miljoen Duitschers zijn er echter en zij zullen er altijd zijn en klaar staan, elken strijd om hun leven en hun toekomst te strijden.
De geheele wereld weet heden, dat de vijanden van dit volk -en dat zijn vóór alles de bestuurders en politiek verantwoordelijke personen in de vijandelijke staten- de verminking, de verarming en daarmede ten slotte de vernietiging van het Duitsche volk hebben beraamd en bedreven. Duidelijk staat nog Versailles als een voor altijd vloekwaardige daad voor de oogen der wereld, dit Versailles, dat miljoenen Duitschers aan het moederland had ontrukt, dat aan andere miljoenen Duitschers den terugkeer naar hun vaderland wilde weigeren en dat al deze miljoenen wilde uitleveren aan het misbruik van mindere culturen, welke aan het volk vreemd zijn, ten einde hen te ontdoen van hun Duitsch karakter, dit Versailles, dat voor het Duitsche volk de toch reeds karige levensruimte nog beperkt en het rog beroofd heeft van de weinige schatten dezer aarde, welke zich in deze ruimte bevonden. Het Duitsche volk weet thans, waar het om gaat en heeft daartoe niet de belachelijke overdrijvingen noodig van de zwakke nakomelingen van Versailles onder de huidige vijandige volkeren, die een nieuw en nog scherper Versailles zouden wenschen. Met deze fantasieën van een nog scherper Versailles vonnissen deze lieden slechts zichzelf. Wij Duitschers zijn nu eenmaal in een gebied geplaatst, dat ons van het Oosten en het Westen weerloos heeft uitgeleverd aan den aanval van de telkens machtigeren. Eeuwenlang waren wij blootgesteld aan de rooftochten en roofoorlogen van de Franschen, eeuwenlang brak over ons los de drang van het Oosten, welken wij tot redding van het avondland steeds weer afweerden.
Het Germaansche bloed in onze aderen gaf ons het initiatief en de energie, die de Nederlanders tot flinke zeelieden en kooplieden liet worden en ons Duitschers in den strijd om onze levensrechten tot de beste soldaten ter wereld maakte. Ons Duitschers klinkt nog het woord van dien man in de ooren, wiens levenswerk in deze dagen onder de slagen van de Duitschen weermacht is ineengestort, en dat als laatste erfenis van den haat is gebleven: Er zijn twintig miljoen Duitschers te veel.
Moge elk land. Dat zich thans tegenover Duitschland als rechter wil opwerpen, voor oogen houden, wat het wil zeggen, wanneer men als voltrekking van een politieken wil, welke z.g. den rechtvaardigen en eeuwigen vrede dient te brengen, in het gezicht geslingerd krijgt, dat elke vierde levende burger van deze natie te veel op de aarde is en vernietigd moet worden. Het land, dat op dezen strijdroep niet alles in het werk zou stellen om zijn levensrecht eens en voor altijd onbetwist te maken, zou niets waard zijn. Wij, Duitschers, zullen er in ieder geval onder de leiding van AdoIf Hitler nog in dezelfde generatie, die den eersten strijd gestreden heeft, voor zorgen, dat deze levensrechten, en wel eens en voor altijd, geen twistpunt meer vormen, hetgeen wij zullen bereiken door ze onaantastbaar te maken.
Gedragen door de zedelijke kracht van deze grootste inspanning voor het eigen volk kwamen wij ook naar dit land. En ook al liggen de doode strijders van onze weermacht in de Nederlandsche aarde, toch zijn onze harten niet van vijandschap vervuld. Ook het Nederlandsche volk heeft, als gevolg van een geschiedkundige dwaling, zijn bloedigen tol betaald. De Nederlandsche soldaten hebben zich in den strijd goed geweerd, de Nederlandsche burgerbevolking heeft zich tegenover de strijdende troepen ordelijk gedragen. Er is niets, wat ons zou kunnen verhinderen elkander met achting te bejegenen.
Wij Duitschers echter, die door dit land gaan met een blik, welke gescherpt is door het begrip voor de waarden van de banden des bloeds en de ontbinding des bloeds in een volk, verheugen ons over de Nederlandsche menschen. Wij verheugen ons over de kinderen, wij wenschen, dat de jongens hier moedige, krachtige en energieke mannen en de meisjes gelukkige moeders in groote gezinnen zullen worden. Wij gevoelen ons heden steeds en in alle omstandigheden verantwoordelijk voor het goede bloed, want bloed verplicht ook over uiterlijke feiten en ontbrekend begrip heen. Uit dit inzicht en de daaruit opkomende verandering worden de krachten gevormd, welke de hoogste waarden van ware menselijkheid laten onderscheiden en ontwikkelen.
Wij komen niet hier om een volkskarakter in het nauw te brengen en te vernielen en om aan een land de vrijheid te ontnemen. Wij kennen de ware vrijheidsoorlogen van dit land, welke eens tegen den geloofsdwang en tegen Habsburg werden uitgevochten.Maar ditmaal is het niet gegaan om volkskarakter en geld of en om vrijheid. Deze goederen des lands waren nooit bedreigd. Ditmaal is het er om gegaan, of de Nederlanden zouden worden misbruikt tot springplank voor een aanval tegen het geloof, de vrijheid en het leven van het Duitsche volk.
Wij willen dit land en zijn bevolking noch imperialistisch in het nauw drijven, noch aan dit land en zijn volk onze politieke overtuiging opdringen. Wij willen ons in ons optreden alleen laten leiden door de noodzakelijkheid van den huidigen bijzonderen toestand. Bovendien echter zullen wij niet anders werkzaam zijn dan door onze houding en door het voorbeeld, dat de kracht van onze gezindheid en de onvoorwaardelijkheid van ons streven voor het volk in het rijk kunnen geven. Van waar ook mannen uit het Duitsche land komen, de Nederlanders zullen inzien, dat deze mannen uit het Noorden, het Zuiden, het Oosten en het Westen van het rijk in de eerste plaats altijd slechts Duitschers zijn en arbeiders en strijders voor den Führer en het Rijk.
Ik geloof, dat de Nederlanders hun nuchteren zin voor de werkelijkheid in deze dagen niet verloren hebben. Zij beleefden de onweerstaanbare kracht van de Duitsche soldaten als de wapendragers van het Duitsche volk. Gij weet dat een volk van tachtig miljoen, dat onder de leiding van zijn grootsten zoon met een nog nooit vertoonde militaire macht en met een niet meer te overtreffen offervaardigheid den strijd om zijn levensrechten begon, dezen strijd niet verliezen kan en de overwinning van dien strijd niet meer uit handen zal geven. De toekomstige vorming van de economische betrekkingen onder de volkeren van het Avondland zal in ieder geval door de overwinningen van de Duitsche legers bepaald worden.
Het gebied van Europa concentreert zich op een nieuwe ordening, waarin alle geestelijke afsluitingen zullen worden neergehaald, welke werden opgericht in het belang van klassen en kapitalisme. Het zal niet onze schuld zijn, wanneer het Engelsche volk aan de gevolgen eener voortzetting van dezen oorlog zou verarmen. Wij zelf zullen met de gelatenheid van den machtige de verdere ontwikkeling tegemoet zien. Zeker is, dat er een nieuw Europa gevormd wordt, dat sterk is in zijn grootheid en sterk door het evenwicht zijner behoeften, waarvoor de Nederlanden een thans versterkte en in haar economisch achterland beveiligde uitgangspoort aan de monding van den Rijn kunnen zijn. Ik hoop, dat de Nederlanders moedige en vastberaden personen zullen vinden, die zich hiervan rekenschap geven.
Als Rijkscommissaris oefen ik het hoogste regeeringsgezag in het burgerlijke bestuur in de onder de bescherming der Duitsche troepen staande Nederlandsche gebieden uit, om de openbare orde en het openbare leven te waarborgen. Ik zal alle maatregelen, ook van wetgevenden aard, nemen die noodig zijn, om deze opdracht te vervullen. Het is mijn wil, hierbij het tot dusver geldende Nederlandsche recht in werking te laten, tot uitoefening van het bestuur de Nederlandsche autoriteiten er bij te betrekken en de onafhankelijkheid van de rechtspraak te garandeeren.
Voorwaarde voor de verwezenlijking van dezen mijn wil is, dat alle in actieven dienst staande Nederlandsche rechters, ambtenaren, beambten en onderwijspersoneel niet slechts de onveranderlijkheid, doch ook de logische juistheid van deze ontwikkeling zullen inzien en nauwgezet mijn dezen doelen dienende verordeningen zullen nakomen, en dat het Nederlandsche volk met begrip en beheersching deze mijn leiding zal volgen.
Het Duitsche volk vecht onder zijn Führer den beslissenden strijd uit, om te zijn of niet te zijn, een strijd, welken de haat en nijd van zijn vijanden dit volk hebben opgedrongen. Deze strijd gebiedt het Duitsche volk al zijn krachten op het spel te zetten en geeft dit volk het recht, alle ter beschikking staande middelen te gebruiken. Dit gebod en recht van den nood zal ook zijn uitwerking hebben op het leven van het Nederlandsche volk en op zijn economie. Ik zal er echter naar streven, dat het met het Duitsche volk bloedverwante Nederlandsche volk niet in ongunstiger levensomstandigheden zal geraken, dan de bestaande lotsgemeenschap en de vernietigingswil van onze vijanden in dezen tijd noodig maken.
Als Rijkscommissaris moet ik de Rijksbelangen in de onder de bescherming van de Duitsche troepen staande Nederlandsche gebieden behartigen en ik zal ze behartigen. Het Nederlandsche volk zal door de vervulling van de taak, die uit het gemeenschappelijke lot voorvloeit in staat zijn zijn land én zijn vrijheid voor de toekomst te verzekeren. Dit land heeft onder de gevechtshandelingen geleden. De Engelschen, die het Nederlandsche volk als vrienden en helpers waren aanbevolen, stellen ook thans nog pogingen in het werk deze schade te vergrooten. Op zinnelooze en doellooze wijze werden tallooze verkeersmiddelen en bruggen volgens een blijkbaar alleen aan de Engelschen nuttig toeschijnend plan vernield. Installaties en woonsteden hebben door den oorlog schade geleden. Wij willen ook thans reeds het Nederlandsche volk onze medewerking verlenen om deze schade te herstellen. Daarom zal ik de aan mij als rijkscommissaris gegeven mogelijkheden en met name de verleende volmacht van den Führer gebruiken om er toe bij te dragen deze schade in den kortst mogelijken tijd te herstellen.
Als eerste handeling in mijn functie van rijkscommissaris voor de bezette gebieden gelast ik daarom de oprichting van een fonds voor den wederopbouw. In dit fonds zullen alle bedragen vloeien, die in de openbare begrooting na dekking van de noodige uitgaven en van de op het land rustende verplichtingen, bespaard of als aanvulling kunnen worden opgebracht. Net name zal ik gelasten, dat, na afweging van de belangrijkheid, aan de verschaffing van middelen voor deze herstelwerkzaamheden dezelfde plaats wordt ingeruimd als aan de verrichtingen, waarop de Duitsche weermacht en het Duitsche bestuur in dit land recht hebben.
Dat zijn de woorden, die ik heden bij de overneming van het hoogste regeeringsgezag in de Nederlanden tot het Nederlandsche volk te zeggen heb. Wij zijn niet gaarne met wapengeweld gekomen, wij willen beschermers en bevorderaars zijn om dan vrienden te blijven, dit alles echter in den zin van de hoogere taak, die wij Europeërs hebben, want het gaat er om een nieuw Europa te bouwen, dat als richtsnoer tot grondbeginsel heelt: nationale eer en gemeenschappelijken arbeid.
Het Duitsche volk houdt van zijn Groot-Duitschland, en is bereid daarvoor alles op het spel te zetten. Het gevoelt echter de hoogere beteekenis van den tot het Duitsche volk gerichten roep, mede te werken aan den opbouw van een nieuw geordend en vreedzaam Europa. De grootheid van deze taak inziende. Is het bereid geweest zijn hoogste goed namelijk Groot-Duitschland in de waagschaal der geschiedenis te werpen om het nieuwe en schoonere Europa te helpen vormen.
Wij Duitschers aarzelen niet. Wij zijn vervuld van het vertrouwen van hen, die weten, want ons lot wordt geleld door den Führer. Wij zingen niet de belachelijke liedjes der vijandelijke soldaten over de Siegfried-linie, doch wij weten, dat wij op bevel van den Führer elke vijandelijke Unie zullen overrompelen. Wij weten, dat de laatste zin der daden van onzen Führer blijvende vrede en zedelijke ordening is voor allen, die van goeden wil zijn. Het is het hoogste geluk van elken thans levenden Duitscher de uitvoerder te zijn van den wil van den Führer en daarmede van de geschiedenis.
Wij groeten den Führer.