Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Amazone is een roman van de in de 19e eeuw bekende Haagse schrijver Carel Vosmaer. Er werd in Spoorwijk een straat naar dit boek vernoemd.
Cara mia sorella! Hebt gij de cartolina met mijn vluchtig woordje uit Genua ontvangen? Eerst hier in Florence kan ik u uitvoeriger schrijven, zoo als ik beloofde, want ik ben snel over landen, stroomen en rotsen heengestoomd en eerst hier heb ik een rustpunt.
Zo begint de roman Amazone van de Haagse schrijver Carel Vosmaer.
Carel Vosmaer was een liberale Haagse letterkundige die teruggreep naar de Griekse klassieken.
Mina Kruseman was een actrice, een vroege feministe en een vriendin van Carel Vosmaer. Deze zeer zelfstandige vrouw had, zeker voor de negentiende eeuw, lak aan alle conventies. De conservatieve criticus Busken Huet: ‘Na zelve voor brutale meid gespeeld te hebben kan het haar niet verwonderen, als eene brutale meid op hare plaats te worden gezet’. Vosmaer verdedigde Kruseman tegen deze brute aanval.
Mina speelde in 1875 de hoofdrol in een toneelstuk van de beroemde Multatuli. Vorstenschool was een succes, maar Multatuli was niet tevreden: ‘Huet heeft gelijk: M.K. is ’n brutale meid, en ik vrees, erger: ’n plompe intrigante’.
Mina reageerde in 1877 met het boek ‘Mijn leven’, waarin ze al haar intieme correspondentie met vrienden en familie prijsgaf. Waaronder die met Multatuli en Vosmaer .
De gechoqueerde Vosmaer schreef als een reactie de roman ‘ Amazone’. Het personage Marciana (gebaseerd op Mina Kruseman) ontwikkelde zich in het verhaal tot een feministe, maar werd uiteindelijk na een huwelijk toch getemd.
De vierenvijftig jaar oude Carel Vosmaer schreef De Amazonena een reis naar Rome, Napels en Paestum (een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen in Italië). Hij laat hierin allerlei vrienden en tijdgenoten onder andere namen door de ruïnesen de musea ronddwalen.Het verhaal is doordrenkt van klassieke, romantische, esthetische en artistieke kennis, wat het moeilijk leesbaar maakt voor de moderne lezer.
In Paestum ontmoet de jonge Friese schilder Siwart Aisma (werkelijk de schilder Alma Tadema)die, na een ongelukkige liefdeservaring, zijn gemoedsrust probeert te herwinnen door zich te omringen met de pracht van de Griekse en Romeinse oudheid.
Hij ontmoet drie andere Nederlanders: de jonge weduwe Marciana Van Buren (gebaseerd op Mina Kruseman), haar oom Van Walborch (Carel Vosmaer) en haar vriendin Ada (Cornelia van den Broek, dochter van een Haagse predikant).
Marciana, ongelukkig in haar vorige huwelijk met een praktisch ingestelde staatsman die haar artistieke behoeften negeerde, heeft besloten haar hart af te sluiten voor liefde en zich volledig te richten op kunst. Desondanks heeft ze een oogje op Siwart Aisma, en hij op haar. Ze weigeren echter toe te geven aan hun gevoelens.
Aisma, geleerd van zijn eerdere ervaringen, vreest dat een nieuwe liefde zijn kunst zal beïnvloeden, terwijl Marciana vastberaden is haar onafhankelijkheid te behouden.Haar oom Van Walborch is hier niet mee bezig. Hij is vooral geïnteresseerd in de kunsten en bewondert de dichter Horatius (bekend van Carpe Diem) bijna obsessief.
Het verhaal eindigt met de overwinning van de liefde, waarbij Marciana haar trots opzij zet en Aisma trouwt.
Siwart schenkt als aandenken een ring aan Marciana, die het lachend om haar vinger doet. Pas aan het einde van de roman Amazone ziet ze dat er een inscriptie in staat: amo te – ama me! (italiaans: Ik hou van jou – hou van mij!).
De beroemde schilder en vriend van Vosmaer, Lourens Alma Tadema gebruikte de ring en amo te – ama me! voor een illustratie in de Engelse vertaling van Amazone. Hij werkte de plaat later om naar een schilderij.
O mijn Amazone, uw hart is vol tederheid, die gij verbergt; – er is geen twijfel aan of die man heeft haar zeer lief; – en ook hij is halsstarrig – hoe krijg ik die twee stugge willen tot buigen! Succes
De kunstcriticus Jozef Alberdingk Thijm (van de Alberdink Thijmstraat) vond het een mooi boek. Hij verweet Vosmaer echter dat deze niets uitlegde omdat hij ervan uitging dat ‘ieder beschaafd mensch’ van alles al zou moeten weten.
Dit impliceerde dat het boek zich richtte op een goed geïnformeerde en intellectueel georiënteerde lezersgroep. ‘Ik bedoel niet, dat er misschien geen 1650 exemplaren van zullen gedrukt worden: maar ik bedoel, dat er geen vijftig nederlandsche mannen en vrouwen zijn, die het boek in zich op kunnen nemen, die er zich in thuis zullen voelen.’
De negatieve voorspelling van Alberdingk Thijm kwam echter niet uit. Amazone, gepubliceerd op 26 november 1880, was aardig succesvol, niet alleen onder tijdgenoten van Vosmaer, maar ook bij jonge, opkomende auteurs.
Het succes van het boek reikte zelfs verder dan de Nederlandse grenzen. Met vertalingen naar diverse talen: het Frans door E. Gacon, het Duits door Lina Schneider en het Engels door E.J. Irving.
De Amazone was in de periode 1880 tot 1930 een beroemd boek. Als eerbetoon aan zowel Vosmaer als zijn literaire bijdragen, waaronder zijn boek ‘Amazone’, werden straten in Spoorwijk naar hem en zijn werken vernoemd.
De straatnaam Amazonestraat werd op 14 februari 1921 vastgelegd.
Van 1921 tot 1923 bouwde de gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting in Spoorwijk een deel van de woningen in een hofstructuur, bestaande uit een binnenring en een buitenring. De Amazonestraat maakt deel uit van deze buitenring.
Het stuk van de straat, tussen de Alberdingk Thijmstraat en de Beetsstraat, werd rond 1995 volledig afgebroken en vervangen door nieuwbouw. De nieuwbouwwoningen kijken voor het grootste deel uit het wijkpark het Hof van Heden.De straat is dus gesplitst in een oud (1923) en een nieuw deel (1996).
In 2025 wordt het oudste deel met de lage huisnummers, tussen de Alberdingk Thijmstraat en de Potgieterstraat, afgebroken. De nieuwe Amazonestraat, die autovrij zal zijn, wordt naar verwachting rond 2027 opgeleverd.
Kritieken van tijdgenoten en de eerste pagina uit de Amazone
De kunsthistoricus en taalkundige Allard Pierson (van de Allard Piersonlaan) schreef in januari 1881 de onderstaande kritiek.
‘Schoone koeliessen en impatiënteerende tooneelspelers: ziedaar het werk. Ik heb het tweemaal gelezen; eens als vriend van de grieksche kunstgeschiedenis, toen vond ik het fraai; de tweede reis als een mensch en als een man, toen vond ik het saai, en den gunsligsten uitleg in het vermoeden, dat de schrijver waarlijk beoogd heeft onze water- en melknatuur een spiegel voor te houden. Zoo kan het boek groot nut doen, immers onze zelfkennis bevorderen.’
Conrad Busken Huet (van de Busken Huetstraat) was de beruchtste literatuurcriticus van de negentiende eeuw. Hij schreef in januari 1881 de volgende recensie.
‘De meeste denkbeelden in dit boek, ook de in beeld gebragte daaronder, ook de personen, altegader aangekleede denkbeelden, zijn buitenlandsche modegemeenplaatsen; teksten van geesten, afkomstig van over den Rijn of het Kanaal, waaraan eenvoudigen zich vergapen, doch die op ingewijden in deze soort van litteratuur dezelfde werking doen, als op eene andere klasse van lezers bijbel teksten in vermomde traktaatjes.
Een geloovig Haagsch predikant [C.E.van Koetsveld] schreef weleer «godsdienstige en zedelijke novellen>. Thans schrijft een Haagsch vrijdenker een esthetischen roman. Daarmede wordt niet bedoeld, dat de roman esthetisch is; dit zou vooruitloopen zijn op een indruk, dien het publiek nog ontvangen moet. Het beteekent alleen, dat in plaats van vermomde theologie te geven, hij vermomde esthetiek geeft, in navolging van duitsche en engelsche auteurs, die tien of twintig of meer jaren geleden op dezen weg voorgingen.
Ziekelijk is Amazone zooals de sentimentaliteit ziekelijk, pedant zooals de scolastiek pedant, lui zooals het zelfbehagen lui is, dat voor het zonlicht, hetwelk wij zonder wenschen te aanschouwen en op te vangen, zijne eigen schaduw tusschen ons en den italiaanschen hemel brengt.
Het is eene grove fout van dit boek en van onzen tijd, dat wij de liefde zelve, van welke wij voor het schoone beweren te blaken, door onze eigenliefde verontreinigen. Onze persoon, ons stelsel, ons talent, is ons meer waard dan de kunst, meer dan de schoone wereld welke God geschapen heeft, en waarin vóór ons, door grooter geesten dan wij zelven, edeler werken zijn voortgebracht. Onze hoofden zijn broeikasten geworden, waar in wij met wetenschappelijke zorg uitheemsche planten zonder toekomst kweeken.
Wij stellen ons voor, iets zeer fraais aan het licht te brengen, en er komt fraaie onnatuur voor den dag. Wij maken veel drukte over het daemonische bij de Ouden en laten door het altijd jeugdige duiveltje der ijdelheid ons verschalken. Doch ziedaar beschouwingen, die alleen te pas zouden komen, indien Amazone voor een ernstig kunstwerk wilde doorgaan. Als populaire esthetiek in gesprekken, toegelicht door voorbeelden, bezit het hoek groote verdiensten; en ik heb reeds gezegd dat het eene onderhoudende, beschaafde, gedistingeerde lektuur aanbiedt.’
Overige kritieken
De dichter Willem Kloos zag het als een duurzaam werk: ‘Ik kan het klassieke zeer goed bewonderen’. Hij schrijft aan Vosmaer over de kritiek van Busken Huet: ‘Alles, wat wij na zijn laatsten litterarischen elleboogstoot, schouderophalend, kunnen zeggen, is “Och, ’t is maar een landlooper, die tegen ’t Parthenon zijn nooddruft doet”
De dichter Jacques Perk: ‘En dan wordt er een volwassen Amazone geboren, en de hemel opent zich voor ons zonder dat wij hem behoeven te bestormen… en we fluisteren: waaraan heb ik zooveel heils verdiend?’ Jacques Perk was de neef van de schrijfster en feministe Betsy Perk (van de Betsy Perkstraat)
De kunstcriticus en schrijver Joseph Alberdingk Thijm (van de Alberdingk Thijmstraat) bewonderde het boek en liet tranen van ontroering.Alberdingk Thijms zoon Lodewijk van Deyssel vond het echter een belachelijk boek dat kaakpijn veroorzaakte. Hij verwierp Vosmaers oppervlakkige gedachten over schoonheid en zijn haperende gepraat over naturalisme en dergelijke. Ja: ‘Gijt zijt een denker van ’tjaar nul, als gij over schoonheid en kunst spreekt is ’t heelemaal mis, dan zijt gij precies een kind dat aan zijn melkfleschje ligt te zuigen.’ Deze recensie lijkt echter een wraakactie omdat Vosmaer een paar gedichten van Van Deyssel niet wilde plaatsen in het tijdschrift De Nederlandsche Spectator.
Toen Van Deyssel wat ouder was keerde hij echter op zijn schreden terug. In 1910 beschouwde hij het werk van een geleerde met artistieke aspiraties. ‘Het is een aangename geest, die Vosmaer. Ik lees die boeken met veel genoegen. Het zijn allerlei aanvoelingen in de richting van eene “levensbeschouwing”.’
De beroemde Multatuli (van de Multatulistraat) liet weten dat Vosmaer zijn vriend was, maar dat hij het boek helemaal niets vond. De kleinste naturalisten zouden zich schamen als ze zo’n boek geschreven zouden hebben.
Na het overlijden van Carel Vosmaer werd in het Scheveningse bos een monument opgericht.
Op de zuil werden de beroemdste werken Vosmaer vermeldt. Rembrandt, Homeros, Amazone en Nanno
Hebt gij de ‘cartolina’ met mijn vluchtig woordje uit Genua ontvangen? Eerst hier in Florence kan ik u uitvoeriger schrijven, zoo als ik beloofde, want ik ben snel over landen, stroomen en rotsen heengestoomd en eerst hier heb ik een rustpunt. Maar noch geen rust voor het gemoed, die moet noch komen, als zij komen wil. Hier ben ik eigenlijk in Italië! Ik kende vroeger alleen een stuk van Lombardije en Venetië. Maar voor ons, barbaren en Germanen, is dat niet het Italië. Het land is daar als bij ons, zoowaar wilgen en weiden en slooten, en Venetië heeft zoo veel romantiesch.
In Genua zag ik het eerste ware Italië, zonnig, zuidelijk, marmer, echte typen, bloeiende oranjes, aloë’s en cactussen bij duizenden. En nu Florence! Toch blijf ik hier maar kort; de zoete verleiding der naieve vroege en der vol bloeiende renaissance zou mij afleiden en ik wil nu eerst eens gansch antiek worden. Dan pas zal ik uit mijn moderne gevoeligheid geraken. Zal ik haar oltremonti hebben gelaten, aan gene zijde van den Cenis? Of is zij mede gekomen en moet zij hier slijten? Ik vrees het, ik denk er noch te veel aan.
Ik ben het liefst alleen; gezelschap verveelt mij en ik moet anderen vervelen. Een mensch met een gewonde ziel is voor een ander of vervelend of belachelijk, en daar ik mij als geen van beiden wil voordoen, meng ik mij niet in gesprekken met anderen. Toch zoek ik dit alles aan gene zijde te bannen, ik ben hier gekomen om zonneschijn te zien, om kracht te vinden, om van breingemijmer en hartgezanik bevrijd te worden en mijn gemoed en mijn kunst boven het gedrang op te werken.
Dat gaat niet zonder trappen en stompen, enfin, eens er boven op, wil ik op den boedel neerzien en hem uitlachen met een verlost gemoed en een heldere krachtige kunst, zonder kleinheid, met gezond gevoel zonder ziekelijke aandoenlijkheid. Zoo moet Italië en zijne kunst, de antieke bovenal, mij maken. In de antieke wereld zal ik mij geheel hullen als in eene statige toga en trachten te voelen als de ouden, breed, waardig, schoon, wereldbeheerschend. Welk een trots, zult gij zeggen, – maar zonder iets van dien trots komt men er niet.
Ik zou dit niet aan een ander zeggen, maar gij zult het niet verkeerd verstaan. Gij zult mij wel weer minzaamheid en buigzaamheid willen prediken, maar, beste, geloof mij, de eerste wordt vertrapt en de tweede voert tot karakterloosheid. Ja, ik weet wel dat gij ze hebt zonder die gevolgen, en ik wil u niet kwellen, maar alleen een rustige ziel als de uwe, buiten het werkzame leven levend, buiten den strijd met de wereld, kan dat bereiken. Wij moeten, om in het gedrang overeind te blijven, de schouders schrap zetten.